4e keer halve van Egmond and I love it

20171230_105232Wat maakt dat iemand zich inschrijft voor halve marathon van Egmond. Zijn de de omstandigheden, is het (winter)weer, de elementen van worstelen over strand en door de duinen, of is het toch iets anders?

Ik heb lang getwijfeld of ik mee zou gaan doen aan de halve marathon. Vorig jaar (na een jaar kommer en kwel na de ablatie) was tien kilometer voldoende voor mij. Geen tijd in gedachten, gewoon genieten van strand en duinen. Bovenop de duin stilstaan en omkijken naar de lange stoet hardlopers die op het strand actief was en daarna relaxt naar de finish lopen. Daarna volgden weer wat problemen met kuit en voet en een -laat ik eerlijk zijn- motivatiedipje. De voorbereiding op de halve van Zwolle was alles behalve optimaal. Maar toch, toch starten. Met een minimale voorbereiding aan de start staan en gewoon kijken hoe het gaat. Richting start voelde ik al dat het warm was, te warm om heel hard te gaan. Dus niet het verstand op nul, maar juist op 100%. Relaxt gaan lopen en zorgen voor een mooi strak tempo van tien kilometer per uur. Ik wilde mezelf in de eerste kilometers niet over de kop lopen en op ervaring de finish bereiken. Het was gewoon genieten van het publiek, bekenden langs het parkoers (nog drie keer bijgekletst met een ex-buurvrouw op de Hortensiabrug) en in de laatste kilometers had ik het gevoel nog wel een of twee rondjes te kunnen. Ik heb trouwens nog nooit zoveel mensen op het parkoers zien liggen en volgens mij waren er nog nooit zoveel uitvallers als dit jaar tijdens de halve marathon van Zwolle.

En dan, dan gaat het kriebelen. I love Egmond! De strijd tussen hart en verstand. En ja, het hart wint het dit keer. En waar gaat het hart harder van kloppen? De laatste pak ‘m beet 250 meter. Het is zo machtig mooi om te finishen op de boulevard van Egmond. Je komt bij de vuurtoren de bocht om, nog vermoeid van het beklimmen van de Bloedweg, en dan zie je de finish. Al het publiek dat juichend en joelend de hardlopers begroet. Je zet aan voor een ultieme sprint naar de finish en geeft alles wat je nog hebt. Je voelt niks meer van vermoeidheid of pijn, maar geniet alleen maar van je voeten die de straatstenen geselen en de finishboog die steeds dichterbij komt. Je haalt in en wordt nog ingehaald; maar dat is niet erg. De tijd? Wat maakt het uit. Je loopt immers Egmond uit. De strijd met de elementen, het mulle zand, de vermaledijde heuvels in de duinen, de mentale strijd bij het 17 kilometer-punt. Alles is vergeven en vergeten. Alleen die boog die steeds dichterbij komt. De laatste meters naar de finish. Als je mazzel hebt hoor je je naam en weet iedereen dat je over de finish komt. Maar het ultieme gevoel van de Boulevard van Egmond is alles overheersend op dat moment. De vreugde in je lijf, jubel en passie.

Vorige week heb ik nog even getest op 17 kilometer, morgen nog even een trail in Nijverdal omdat de midwinterloop in Den Ham niet doorgaat. Vorig jaar ook al gemist omdat er oliebollen verkocht moesten worden voor onze deelname aan Giro di Kika. Volgende week nog een rustige duurloop als voorbereiding op Egmond en dan moet het gebeuren. In Egmond de vrijdag en zaterdag nog even wat rennen om gevoel te krijgen met het strand en genieten van de zee. Heerlijk relaxt toewerken naar zondag 14 januari en de start om half 1.

 

 

 

 

 

 

 

Elkaar niks meer te zeggen

”We hebben elkaar nu niets meer te zeggen en ik zie u over een jaar terug”, zei de cardioloog tot mijn grote opluchting. Hij was tevreden over de resultaten van het Holteronderzoek. Hij was tevreden over mijn hartslag en er waren geen afwijkingen te zien. Eigenlijk was ik wel een klein beetje onrustig: stel dat er wel een afwijking gevonden zou worden? Maar tevredenheid bij de cardioloog en vooral bij mij: opluchting, dus! Een gemiddelde hartslag van 88. En dat is heel mooi, vond de cardioloog en ik ook. Want ik had die dag een paar keer flink doorgestapt met de hond en twintig kilometer hard gefietst en gelopen. Maar wel de ‘waarschuwing’ niet te veel en té ver. Ambitie is goed, maar (geniet) met enige mate en zeker op een gezonde manier.

tumblr_mi4kgatVMD1s39eoto1_500

Dagje met een holterkastje

Het was een verrassing toen ik vanuit cardiologie bericht kreeg om een dagje een holterkastje te dragen. Dat betekent dat 24 uur de hartslag wordt bijgehouden. Gewoon alles doen en bijhouden in een dagboekje  wat je doet.

Ik had al bedacht dat ik sowieso zou gaan sporten om mijn hartslag te testen en kijken wat er gebeurt.  Wat ben ik blij dat ik slechts een paar borstharen heb en zeker niet op de plekken waar de plakkers geplaatst worden. Een aardige vrouw plakte de plakkers op mijn borst, legde uit wat ik allemaal in het dagboekje moest noteren en ik mocht weer naar huis. Je voelt je toch wel wat ‘bekeken’. Ik fietste behoorlijk rustig terug naar huis en pakte een bak koffie. Het was een rustige dag en noteerde de wandelingen met de hond keurig in het boekje. Ik wilde mijn lijf toch wel even testen, je wordt immers bekeken. In de avonduren was het de beurt om even lekker keihard te sporten. Een soort bike-run. Eerst een rondje van 20 kilometer fietsen en daarna vijf hardlopen. Even lekker een uurtje knallen.

Ik stapte op mijn fiets om mijn lijf te testen. Eerst lekker infietsen en dan knallen op het Roodhuizerpad, proberen om mijn besttijd aan te scherpen. Snelheid van rond de veertig kilometer per uur en het wegtrappen van 300 watt. Nog vijf seconden eraf en ik sta in de top 10. Daarna de wielerschoenen uit en de loopschoenen aan en rennen maar. Een ruim rondje rondom het stadshart. Toen ik terug kwam bij het startpunt had ik ‘slechts’4.8 kilometer gelopen en dat is dus geen vijf kilometer, dus nog maar een rondje er achteraan. Heerlijk! Tevredenheid voert de boventoon, vooral mijn vlakke hartslag. En dat was al heel lang geleden dat het zo was.

hardlopen-8

Geslaagde test 5 mijl

Ik heb doelbewust gekozen voor een logische opbouw naar de halve marathon van Zwolle in juni. Tegen die tijd wil ik weer helemaal terug zijn na de ablatie van januari. Herstel kost volgens de cardioloog zo’n drie tot zes maanden. De fysiotherapeute zei dat ik toptijden dit jaar wel vergeten omdat mijn lijf veel energie nodig heeft om de verwondingen aan mijn hart te herstellen. Dat het energie kost heb ik gemerkt. Dus keek ik met de nodige spanning uit naar de eerste test over vijf mijl als voorbereiding richting Stationsloop over de dubbele afstand. Met een tijd onder 45 minuten zou ik heel tevreden zijn. Heel tevreden zelfs. Vorig jaar liep in Zwolle-zuid een 42-hoog, een tijd die er nu niet in zou zitten. Ik wilde beheerst van start gaan omdat de eerste kilometers nogal druk zijn en veel inhalen energie kost en niets oplevert. Het voelde als beheerst lopen, maar toch de eerste kilometers vlak boven de 5 minuten. 15.30 na drie kilometer vond ik wat te snel gaan en liet het tempo wat zakken tot een ‘veilig’ tempo rond de 5.30 minuut/km. Ik wilde een negatieve ervaring koste wat het kost voorkomen. Op de Schellerdijk werd ik door een aantal lopers ingehaald en wist mijzelf in te houden om aan te klampen. Doelbewust vasthouden aan het tempo dat ik had gekozen. Tussen kilometer 4 en 8 zat slechts een marge van 5 seconden. Op kilometer 6 rekende ik uit dat ik een 43 kon lopen met een hoge 31 minuten. Het verbaasde mij dat het zo goed ging. Ondanks dat ik wellicht mijn parkoersrecord had kunnen verbeteren bleef ik hetzelfde tempo vasthouden. Uiteindelijk kwam ik in 43.08 over de finish. Slechts 13 seconden ‘te kort’.

Het belangrijkste is toch wel het goede gevoel dat overheerst. Met deze tijd kan ik verder in de voorbereiding op de Stationsloop van Ommen naar Dalfsen op 25 mei om daar te proberen mijn toptijd op de tien mijl (1.26.25) te benaderen om vervolgens half juni eindelijk onder de 1.55 te duiken. De komende tijd de trainingsactiviteit maar wat verder uitbreiden naar de langere afstanden. Het gevoel is in ieder geval goed.

Toch naar het ‘kneuzenclubje’

Vanaf dinsdag gaat het gebeuren: ik ga acht weken aan de slag in het Leef en Beweegcentrum van de Isala Klinieken. Vlak na de operatie hadden ze al eens gebeld en na rijp beraad (en een goed gesprek met Jenco van Zalk) heb ik me aangemeld bij ‘de club’, wat ik aanvankelijk had ingeschat als een soort ‘kneuzenclubje’. Don’t shoot me! Natuurlijk weet ik dat veel mensen hun vertrouwen kwijt zijn na een hartoperatie en dergelijke en ik waardeer het dat ze vol goede moed (strijd en passie) aan de slag gaan om weer terug in het normale leven te komen. Maar ik vind mezelf géén patiënt, noch ziek. Ik wil gewoon weer lekker gaan sporten, maar wel op een manier die verantwoord is. En dan het liefst eerst inspanning onder een gecontroleerde omstandigheid.

Iedereen roept tegen mij dat ik rustig aan moet gaan doen en de tijd moet nemen. Dat heb ik inmiddels gedaan! Vind ik persoonlijk en wil gewoon weer lekker gaan sporten en mijn lijf uitdagen. Dus ik heb me aangemeld om te kijken hoe mijn hart reageert op inspanning. Ik had er op gerekend dat ik lekker mocht gaan sporten en dat de sportarts mij een halt zou toeroepen als ik té ver of té diep zou gaan. Maar voor het zover is moet ik nog wel wat informatieochtenden door zien te worstelen. Ik had verwacht dat ik lekker aan de gang mocht. Pas volgende week vrijdag mag ik de fietstest doen. Even lekker knallen om te kijken hoe mijn hartslag reageert op inspanning en daarna volgen negen trainingen. Ik hoop dat ze een loopband hebben, trouwens.

Inmiddels ben ik er wel uit om onder gecontroleerde omstandigheden weer mijn eerste sportkilometers te gaan maken. Iemand die tegen mij zegt dat het te gek wordt en aan de rem trekt. Motivatie heb ik niet nodig om te gaan sporten. Als het aan mij had gelegen trok ik volgende week weer de loopschoenen aan. Maar ik wacht nog even de fietstest af om te kijken wanneer ik weer kan gaan lopen. Ik heb geen enkele behoefte om mijn hart te hard op te jagen met desastreuze gevolgen. Dus in ieder geval houd ik mijzelf nog een weekje koest.

Ps: voor diegene die zich stoort aan de term ‘kneuzenclubje’ wil ik mijn excuses aanbieden en voor de goede lezer: kneuzenclubje staat tussen aanhalingstekens.

Ik wil zo graag….

Ik zie ze iedere dag lopen, de hardlopers in het Weezenlandenpark. Ze dribbelen heerlijk door het park en pijnigen het lijf. En ik, ik loop met de hond en probeer zo wat kilometers te maken. En ondertussen kijk ik naar de hardlopers en wil meedoen. Ik wil mijn kilometers weer maken. Maar ik sta aan de kantlijn. Hoelang nog? Okay, het is nog geen twee weken na mijn ablatie en ik moet herstellen. Hoelang nog? Morgen word ik gebeld door het Leef en Beweegcentrum van Isala om te kijken wat zij voor mij kunnen betekenen. Niet om mij aan te zetten om te gaan bewegen, maar juist om wat af te remmen. Ik wil verantwoord weer gaan sporten. Om een doel te hebben heb ik mij alvast ingeschreven voor de Stationsloop op 25 mei. Anderhalve week voor de halve marathon van Zwolle, waarvoor ik mij aan het eind van de maand in ga schrijven. Ik ga er vanuit dat ik tegen die tijd weer in vorm ben. Ondertussen houd ik met wandelen mijn hartslag nauwlettend in de gaten. Mijn hartslag fluctueert nogal en moet bij wandelen stabieler worden voor ik weer kan gaan hardlopen. In het beweegcentrum kunnen ze mij testen om gezond weer aan het sporten te komen. Een kleine bekentenis van mijn kant: ik kan het soms niet laten en trek af en toe een kort sprintje.

Vooralsnog is mijn motto:

10416615_4336872876573_7452824449718037176_n

 

Hoofdprijs voor zwoegen

Als voor zwoegen een prijs zou bestaan dan had ik zondag in Egmond de hoofdprijs gepakt. Na tien kilometer kramp in mijn bovenbeen, na vijftien kilometer pijn in mijn lies en op de Bloedweg kon ik bijna niet meer het ene been voor de andere zetten. Met mijn medezwoegers in de laatste kilometers en velen blikten op hun horloge over het tijdverlies. Tien minuten, een kwartier; niemand kon ook maar enigszins zijn of haar eigen Egmondse (top)tijd benaderen. Ik was na tien kilometer al bijna evenveel minuten kwijtgeraakt en liep de laatste kilometers om geen tijd meer te verliezen. De energie was al opgebruikt in het stuk tegen de wind in. Zelfs de toppers raakten veel tijd kwijt op de strand met de straffe tegenwind. Ik zweer het: de kilometertijden gingen met een minuut naar beneden. Steeds weer proberen dekking zoeken achter anderen, proberen achteraan in een groepje te lopen en vooral uit de wind te blijven. Mijn horloge had ik verborgen onder mijn jack om maar steeds niet te kijken hoe langzaam het ging.

Ik had zondagmorgen mijn eerste blik al naar buiten gericht en zag hoe strak de vlaggen aan de masten hingen en als je weer waar het strand is, dan weet je ook hoe de wind waait. Zwaar tegen. Vrijdag had ik al het strand verkend en toen was het zwoegen tegen de wind in. Even twee kilometer tegen de wind in en terug. En zondag moest ik nog vijf kilometer verder rennen. Daarom ging ik behoorlijk conservatief van start op het nieuwe parkoers. Niet meer een rondje door Egmond, maar direct van de start naar het strand. Vijfhonderd meter en dan al de wind op de kop. Dus nog nauwelijks warm. In kilometer 2 was ik al een dikke halve minuut kwijt en dan verschil liep op tot bijna een minuut langzamer dan de eerste kilometer. Ik verstopte mijn horloge onder mijn jack en zwoegde door. Dekking zoekend achter andere lopers, vooral links achterin de groep en zo af en toe versnellend. Ik wist dat ik veel tijd verloor, maar ook energie. Winkracht 5 kost 25% meer energie en dat betaal je dubbel en dwars terug. Vooral als er tussen de zeven en tien kilometer nog een aantal klimmetjes wachten. Het parkoers was veranderd en dat betekende meer klimmen dan voorheen.  De heuvels zorgden voor kramp in mijn bovenbeen en de kilometers daarna voor pijntjes in de lies.

De laatste tien kilometer kregen we de wind van achteren; maar ik wist dat ik slechts 60% van het verlies kon goedmaken, maximaal. Tien kilometertijd plus drinkstops, een plaspauze en energieverlies levert een kilometertijd op van tegen de zes minuten. De laatste zes kilometer werd het echt zwoegen, maar gelukkig is het aftellen. 16+5, 17+4 etc. De Bloedweg werd een kwelling, maar daar hadden meer last van. Waar ik de voorgaande jaren in de laatste kilometer nog wat kon versnellen liet ik dat nu maar zitten en liep gewoon de 21 kilometer uit in de slechtste tijd op een halve marathon. Het os en blijft Egmond.

http://www.saucony.nl/nl_NL/egmond-half-marathon/?r=4045&e=EH16HM&n=Rein+Tuininga&ct_s1=12:34:20.43&ct_f=14:44:33.13&ct_s2=13:37:32.15&ct_s3=14:07:13.42&ct_s4=14:34:15.50&ct_s5=14:39:29.63&ct_s6=14:39:35.13&k=commercial&l=NL&gotostream=false

Het schone schoenen-syndroom

Tot de nek door de drek, zou erg was het nou ook weer niet; maar een blubberige boel was het wel in Ommen. Ik weet wel dat ik het liefst een beetje schoon blijf met hardlopen. Het schone schoentjes-syndroom? Even voor de goede orde: een mudrun? Nooit!

Maar toch liet ik mij verleiden tot een crossloop over vijf kilometer en dat heb ik geweten. Zweten is niet erg, maar die opspattende drek is niet mijn ding. De eerste kilometer ging lekker tot de eerste drekplassen zich aandienden. Het werd slalommen om drekkige plassen heen terwijl ik werd ingehaald door lopers die in volle vaart door de modder stampten. Links en rechts van het pad, zoekend naar hardere stukken om over te lopen kostte een hoop tijd en energie. Ik had weinig zin om echt smerig te worden. Opspattende modder, beter gezegd blubber, tegen mijn benen en op mijn bril. Toen er ook nog wat kleine heuveltjes bij kwamen ging het tempo er echt uit. Jammer dan, ik wilde wel een beetje schoon aan de finish komen. Het werden drie kilometer blubber-hel voor mij. Tot ik na kleine vier kilometer een hele grote blubberplas zag. Voorzichtig er langs, via de kant probeerde ik relatief schoon te blijven. Een vrouwelijke hardloopster probeerde het ook. Verlies moet je soms voor lief nemen.

De hoop op een goede tijd had ik al lang opgegeven. Ik verloor minstens twee minuten door om alle drekbende heen te slalommen of door de struiken te worstelen. Er zullen best mensen zijn die het fantastisch vinden om in de drek te duiken, maar het is niks voor mij is mij zaterdag duidelijk geworden. Een kilometer of zeven over het strand rennen vind ik niet erg, maar uit de bossen blijf ik wel tot het weer voorjaar wordt en de bospaden gewoon begaanbaar zijn.

En ja, je kunt ook nog je schoen verliezen in de blubber.

In geuren en kleuren

Ik herkende haar niet toen ze er aan kwam fietsen, maar wel toen ze passeerde. Ik herkende haar aan de geur. En nee, ik weet niet welk merk maar wel dat het heel sterk rook. Ik dacht nog: deze geur heb ik vandaag eerder geroken. Een uurtje terug? Ik liep op het pad richting Zwolle, nog een kilometer of twee a drie te gaan als slot van mijn achttien kilometer duurloop. Natuurlijk was de duurloop langer geworden dan ik wilde. Ik ging voor een rondje van twaalf kilometer achter Berkum langs. Dan bij de Vecht rechtsaf via de Hooiweg terug. Op Tussen de Verlaten kwam ik haar tegen. Ik zag haar nauwelijks, maar rook haar wel. Een sterkte parfumgeur passeerde mij. Een opvallende geur was het wel. Ik heb gemerkt dat met hardlopen alles sterker binnenkomt. Niet alleen geuren, maar ook kleuren lijken intenser te zijn. Net als muziek op de hoofdtelefoon, trouwens.

Maar, nieuwsgierige ik besloot op het laatste moment om verder te rennen via de Vecht richting Dalfsen. Dus niet de Hooiweg op richting huis, maar zes a zeven kilometer en dan terug. Maar op kilometer 7.5 werd mijn aandacht getrokken door twee heuvels in het landschap. En ik, nieuwsgierig als ik was liep door om te kijken wat het is. Het was maar dik twee kilometer verder dan de afslag Hooiweg. Een meertje, een paar heuvels; al snel had ik het idee dat het wel iets met waterleiding te maken zou kunnen hebben. Ik zag een fietspad en besloot niet om terug te lopen (heen en weer is saai, behalve tijdens de Diepe Helloop) en nam het fietspad. Kijken waar ik uitkom, dacht ik bij mijzelf. Dat het bijna in (het kleine) Emmen zou zijn, wist ik niet. Ik was toch iets verder van huis dan ik had gewild en moest nog de Oude Dalfserweg terug naar huis. Na een kleine twaalf kilometer kwam ik langs de Hooiweg, ik berekende dat ik dik vijf kilometer had omgelopen en keek op mijn horloge of ik nog voor het donker binnen zou zijn. Aan de andere kant, het ging domweg lekker en kilometers maken is goed voor de benen voor de halve van Egmond over vier weken.

Ik koos voor het Ambeltsepad en het Kiekeboslaantje om naar de stad terug te keren. Ik wilde het stadion van FC Zwolle mijden omdat het daar druk zou zijn met naar huis terugkerende voetbalsupporters. Op het Kiekeboslaantje kwam ik twee fietsers tegen. Een hij en een meter of vijftig daarachter een zij. Ik zag een glimlach en het was weer die geur die mij passeerde.  Onmiskenbaar, het was haar. En gezien de glimlach denk ik dat er herkenning was bij haar. Het begon al te schemeren, zo rond half vijf. Bij het ziekenhuis zag ik allemaal politiewagens rijden. Ik vroeg me af wat de uitslag was tegen AZ. Straks maar even teleteksten. Ergens hoopte ik dat de politie zou stoppen om mij te wijzen dat ik geen verlichting had. Mijn antwoord was al klaar. ”Waarom denk je dat ik zo hard loop, om voor donker thuis te zijn.”

rondjevechtdijk

‘Meeloopster’ tijdens de training

Soms zijn er van die liedjes die emoties losmaken. Gisteren tijdens de training heeft Run van Snow Patrol mij weer eens teruggebracht bij de realiteit van het leven. Of beter gezegd bij het overlijden van Janneke, nu al weer acht maanden geleden. Run staat  op mijn Ipod en als ik loop met muziek komt het nummer af en toe voorbij omdat ik voor ruim vijf uur muziek er op heb staan. Een dikke week geleden was ik bij de herdenkingsdienst van Janneke en weer werd Run gedraaid, net als tijdens de dienst voor de crematie. Toen hield ik het niet droog en gisteren tijdens de training ook niet. De gedachten gingen met mij op de loop… Harder, harder of langzamer?

Light up, light up
As if you have a choice
Even if you can not hear my voice
I’ll be right beside you dear
Louder, Louder
And we’ll run for our lives
I can hardly speak I understand
Why you can’t raise your voice to say

Het is heel raar want na de crematiedienst had ik Run niet meer gehoord tijdens het hardlopen. Toentertijd dacht ik nog: hardlopen met dit nummer wordt vanaf nu heel anders. En nu kwam het plotseling op mijn hoofdtelefoon. Ik wilde een aflopend schema lopen, dus steeds wat sneller; maar na Run waren mijn gedachten ergens anders dan bij het hardlopen.  Ik koos voor slower om relaxt mijn training af te maken. Gewoon relaxt richting huis lopen met de gedachten aan iemand die er niet meer is, maar wel verder leeft in gedachten.

In mijn gedachten:

Loop naar de (diepe) hel

Eigenlijk was ik op zoek naar een paar mountainbiketochten in de regio, maar via via kwam ik terecht op de site van de Diepe helloop in Holten. Ik was al een paar keer uitgenodigd door Hendri  Markvoort (een van de drijvende krachten achter de triatlon van Holten) om mee te doen aan deze najaarsloop in Holten. Eigenlijk wilde ik wat wedstrijdjes doen in het Sallandse crosscircuit, maar kon de verleiding niet weerstaan om in Holten te starten. Dus inschrijven. De 10 kilometer zat al vol, vijf vind ik te kort en de 10 mijl bleek verlengd te zijn naar 20 kilometer. Ik had vorige week met niet al teveel moeite 17 kilometer gelopen, dus 20 – als voorbereiding op Egmond – kan ook wel. Daarbij is het lekker om de kuiten te plagen met ‘bergachtig’ terrein. Het is tenslotte de Holterberg waar je tegenop moet. Kan geen kwaad met de Egmondse duinen in het vooruitzicht. De Diepe Hel heb ik vaak gefietst, maar nog nooit gelopen. Dus zaterdag gaat het gebeuren. Een mooie start tijd, om half 1. Rustig ’s morgens ontbijten, extra koolhydraten tanken, indrinken en dan starten. ik ben heel nieuwsgierig hoe het gaat. Ik wil in een rustig tempo naar boven en terug gas geven. Er moet volgens mij een leuke tijd in zitten en het is een goede graadmeter. Oh ja, koolhydraten… ik ken ook iemand die een halve marathon op bruine bonen liep. Ik hou het toch liever op pannenkoeken met spek en stroop en een bananensmootie.

Back on track

Na in juli en augustus weinig loopkilometers te hebben gemaakt (slechts 75 kilometer per maand) en een mislukte training van afgelopen weekeinde ging het gisteravond eindelijk weer eens goed. Ik had besloten om een rondje Wythmenerplas te gaan doen, vanaf mijn nieuwe huis. Het Almelosepad af en dan linksaf richting de plas, een rondje golfbaan en dan via Berkum weer terug. Ik had in augustus de halve van Lauwersoog naar Ulrum op het programma, maar heb afgezegd omdat ik te druk was met verhuizen en te slecht voorbereid, daardoor. Dus richt ik mijn focus op begin januari om Egmond goed voorbereid aan de start te staan. En daarom gisteravond een testje over dik tien kilometer. Om mijn prestaties te verbeteren moet ik uit mijn comfortzône zien te komen tussen zes en tien kilometer. Nog te veel en te vaak val ik dat stuk terug in tempo. Dan is het gevoel er wel dat ik op een strak tempo loop, maar toch gaat het fiks naar beneden. Maar gisteravond ging ik op pad om niet al te snel te starten en gewoon relaxt een kilometer of tien te rennen, maar ook om mijn techniek wat verder te verbeteren. Ik loop voor mijn gevoel nog te weinig als een ‘trotse loper’. Zak wat te veel in elkaar en ontspan te weinig. Daarnaast wil ik het beentempo omhoog zien te brengen naar 180, terwijl ik er nu rond de 170 maak. Kortom: er is werk aan de winkel.

Ik ging dus relatief rustig weg, rond de 5.15 min/km. Dat is op mijn tien kilometertempo, hoewel ik eigenlijk een dikke vijftien seconden sneller moet beginnen om het verval in de laatste kilometers op te vangen. Na drie kilometer versnelde ik wat tot rond de vijf minuten per kilometer, het ging lekker. Kortere passen om het tempo op te voeren, proberen mijn rug nog verder te rechten. Twintig half op de vier kilometer en ik wist dat ik dicht op mijn toptijd vijf kilometer zat. Uiteindelijk kwam ik vier seconden te kort om deze tijd te verbeteren, niet gek voor een training. Ik besloot om op recordjacht over een uur te gaan. Dat staat op 11.33 kilometer. Traditioneel zakte mijn tempo tot vlak onder de 5.30, teveel verval. Ik had het tempo rond de 5.15 willen houden. Maar anderzijds: het is een training. Ik verloor negentien seconden ten opzichte van mijn toptijd op de tien kilometer, maar een eindsprint richting twaalf kilometer leverde mij in ieder geval een nieuwe PR op: 11.36, negen seconden winst ten opzichte van mijn oude PR.

Ondanks het feit dat ik dus twee maanden weinig heb gelopen heeft mijn conditie er weinig onder te leiden gehad. Ik heb weer de bevestiging dat ik een vijf relatief gemakkelijk in de 25 minuten loop en de tien in 52. Nu op jacht naar een 24-er op de 5 en richting de vijftig minuten op de tien kilometer. Daarna de ‘jacht’ openen op een tijd onder de 1.55 op de halve marathon.10559671_10204414015979892_7301961759683363774_n

Zo sterk als een beer

”Als je een paar weken na het fietsen op de Stelvio een halve marathon loopt dan ben je zo sterk als een beer”, vertelde Martin de Munnik mij onlangs. We gaan het meemaken. Volgende week een weekje naar de Stelvio om te fietsen en twee weken na terugkomst staat de vermaarde halve marathon van Lauwersoog naar Ulrum op het programma. Een jubileumeditie. Het is de 25e keer dat deze halve marathon wordt gelopen. Voormalig organisator Wob Meijering vertelde dat de omstandigheden deze loop boeiend maken. Het kan bijvoorbeeld heel warm zijn, maar ook door onweer en hevige slagregens, zoals in 2013, worden afgelast. Het is tenslotte een Hollandse zomer, dus onvoorspelbaar. Maar goed, eerst een trainingsweekje vanuit Prad am Stilfserjoch de Stelvio en omgeving verkennen per fiets en ook wat hardlopend. Ik heb sinds de halve marathon van Zwolle weinig gelopen. Eerst twee weken rust en daarna licht last van mijn knie. Lopersknie? In ieder geval wat irritatie en daarom wat rust nemen om vrijdag fit naar Italië af te reizen. Ik wil natuurlijk wel lekker de bergen op fietsen en daarbij heb ik het vermogen om een halve marathon te lopen, dus ik maak me weinig zorgen voor 1 augustus.

Ik ben heel nieuwsgierig of de voorspellende woorden van Martin de Munnik kloppen. Maar eerst gaan genieten van het schitterende uitzicht in Italie

11215793_918618831538150_7591897641149526704_n111

When you run you have to feel the pain

‘En nog even een rondje op de mountainbike rondom de Wythmenerplas en dan naar huis’, zei ik gisteravond na de clinic met de marathontoppers. ‘Heb je daar nog energie voor’, vroeg mijn loopmaatje Wimke van der Vaart terwijl ze op de fiets stapte om ook naar huis te gaan. Want wat was het zwaar om de clinic te doen met Wilson Kipsang en Geoffrey Mutai. Zwaar en vooral boeiend. En ja het is zo wat Mutai zei: ‘When you run you have to feel the pain.’  Zo’n honderd hardlopers hingen, net als ik, aan de lippen van deze twee marathongiganten. Wat eten de mannen, hoe trainen ze en vooral hoe hard lopen ze nou eigenlijk. En hoe hard het gaat lieten ze zien. Ze zijn het zuchtje wind dat je voelt als ze je inhalen tijdens de halve marathon. Lichtvoetig en bijzonder snel. Voor de liefhebber is het genieten. Na een uitgebreide introductie en een aantal vragen werd het tijd voor het echte werk: hardlopen. Eerst tweehonderdjes, vierhonderjes lopen. Dit soort trainingen doen de mannen regelmatig. En hard ging het met topsnelheden rond de twintig kilometer per uur. Van sprinten word je simpelweg sneller. De tweede sessie werd getraind op techniek. Lopen op de voor- en middenvoet, tempo rond 180 stappen per minuut en core stability. Eerst kijken met je maatje hoe je loopt en inderdaad, hoe sneller ik loop des te meer ga ik op mijn middenvoet ga lopen. Dat ziet er dus goed uit. Aan de stabiliteit kan ik nog wel wat oefening gebruiken, blijkt. De derde sessie is rondjes rennen met Wilson Kipsang. Eigenlijk moet je niet meelopen, maar vol verwondering staan kijken.Het waren uiteindelijk vier zware kilometers als voorbereiding op zaterdag. De komende twee dagen de benen maar wat extra rust geven om zaterdag om 20.15 uur gemotiveerd aan de start te staan. Nog even naar het weer kijken voor zaterdagavond en het ziet er goed uit. De temperatuur zakt naar een graad of zestien. Een tikkeltje aan de warme kant, dus maar lichtgekleed van start. Ik kijk naar al het publiek dat langs de kant staat: heerlijk!

WP_20150610_014

Zelfvertrouwen bijtanken voor de halve marathon

De rustweek voor de halve marathon is aangebroken. Een klein weekje relatieve rust is goed om voorbereid aan de start te staan. Een laatste intensieve training is voor mij bedoeld om mijn zelfvertrouwen wat op te krikken om er nagenoeg zeker van te zijn van mijn vorm. Natuurlijk is het ook de vorm van de dag en de omstandigheden om een persoonlijke toptijd te lopen. Ik wil in ieder geval vier minuten zijn dan de halve van Egmond. Dat betekent dat ik 5.27 minuut per kilometer moet gaan lopen. Op dat tempo heb ik zaterdagavond getraind. Ik wilde zestien kilometer lopen en kijken of ik mijn tijden van elf tot zestien kilometer nog wat verder aan kon scherpen. Dat is nodig om mijn beoogde eindtijd te halen. Het was warm, zaterdag. Te warm vond ik om zestien kilometer op tempo te trainen. Dus ik heb gewacht tot de avonduren. Zo rond acht uur, ook de tijd dat volgende week de halve marathon start. Ik had wat vroeger moeten eten. Les 1 voor volgende week. De eerste kilometers had ik er wat last van, maar toch ging het redelijk goed met het tempo. Na een snelle opening liet ik mijn tempo wat zakken tot rond de 5.20 min/km. Ik heb een rondje van zes kilometer en ik wilde het rondje twee keer lopen en in tegengestelde richting. Dus een keer rechts en een keer linksom. Dan is de vergelijking het best tussen de kilometers. Ongemerkt zakte rond zes kilometer (32.30) mijn tempo wat te ver terug en moest even flink aanzetten om het tempo wat omhoog te brengen in de tweede ronde. Wind achter is lekker voor het tempo., maar tegenwind geeft meer lucht. De tweede zes kilometer was ik in ieder geval een kleine halve minuut sneller en zag op mijn horloge dat ik mijn uurrecord en mijn PR op de twaalf kilometer had verbeterd. Dus tot en met zestien kilometer gingen al mijn snelste tijden er aan. Rond de veertien kilometer ging mijn tempo te ver naar beneden vanwege bochten in het parkoers. Ik was gewaarschuwd en zette aan voor de laatste twee kilometer en verbeterde mijn tijd op de zestien kilometer met ruim twee minuten. Kortom, het zit wel goed met de vorm. Volgende week nog vijf kilometer verder. Ik kijk er naar uit om drie rondjes door de stad te rennen. Maandag nog wat doen aan mijn tempo en woensdag wacht de clinic met de marathontoppers.

Vinden van sportspullen is altijd lastig

De vraag voor iedere sporter is hoe de sportgear bijeen te vinden is. Zelf beschik ik momenteel over een groot aantal shirts, broekjes, sokken en schoenen voor hardlopen, fietsen en mountainbiken. Ik heb zelfs een complete sportkamer (ja, die luxe heb ik) om al mijn sportspullen op te bergen. Inmiddels heb ik een kleine twintig hardloopshirts, een stuk of zes a zeven broeken voor alle jaargetijden, petjes, en vier paar loopschoenen. Daarnaast heb ik inmiddels een arsenaal aan wielerkleding zoals truien, broeken en drie paar wielerschoenen. Verder natuurlijk diverse (wind)jacks en noem maar op. Maar zoals iedere sporter ben ik altijd op zoek naar nieuwe kleding. Shirts worden oud en vaal door het wassen en verdienen vervanging. Dus ik surf met de regelmaat naar diverse sites om mijn sportspullen op orde te houden. Maar ook een beetje volgens de heersende mode. Toen ik een jaar of drie geleden begon met hardlopen was de kleding nogal unisex, zeg maar. Of beter: one size fits all. Met name voor mannen was er weinig keuze, helaas. Dus vaak was het surfen naar allerlei sites om te kijken of er nog leuke kleding te vinden was. Eindeloos zoeken naar de goedkoopste of meest pasbare loopkleding. Oneindig veel zoeken. Tot ik onlangs werd gewezen op de website http://donmarathon.nl/. Een vergeljkingssite met een groot aantal prominente sites die hardloopkleding verkopen. En dan wordt zoeken naar de juiste ‘gear’ vrij simpel. Ik ben op zoek naar een nieuw sporthorloge. Die van mij is zo ongeveer versleten en ter zijner tijd moet er een nieuwe komen. Maar goed, waar ga ik mijn spaargeld aan uitgeven. Mijn favoriet Garmin en er moet een sporthorloge dat heel goed is om mijn voorkeur te veranderen. Anderzijds is het een mooie gelegenheid om de site Don Marathon te testen.

Startnummer 6667, clinic met drie wereldtoppers

De zenuwen beginnen licht als je weet welk startnummer je hebt. Dit weekeinde kwam de mail met de toewijzing van de startnummers voor de halve marathon van Zwolle. Ik ben benieuwd hoe het zal gaan. Het is de tweede keer dat ik meedoe en twee jaar geleden was het een heerlijke ervaring. In de jaren daarvoor had ik altijd staan kijken en vorig jaar was ik er niet. Dus dit jaar in de herkansing om mijn tijd te verbeteren. Dat moet er wel inzitten. Ach, en zoals voor iedere halve marathon zijn er toch lichte twijfels of ik voldoende getraind ben. Natuurlijk ben ik voldoende getraind. Ik heb wat gedaan in de heuvels. De komende week nog wat trainingen doen op het vlakke en dan is startnummer 6667 er heus wel klaar voor. Ik heb al even gekeken naar de startvakken en ga voor een ambitieus startvak om vooral de eerste kilometers een wat hoger tempo te lopen.

Ik heb me ook opgegeven voor de clinic met drie wereldtoppers. Dennis Kimetto, Wilson Kipsang en Geoffrey Mutai komen de woensdag voor de halve marathon een clinic geven. Het zijn tenslotte de nummers 1, 3 en 7 van de wereldranglijst op de marathon. Dat wordt dus niet alleen woensdag genieten, maar ook op zaterdagavond als de drie mannen – wellicht – naar een nieuw parkoersrecord rennen. Ik ben wel nieuwsgierig naar wat die drie ‘mannetjes’ te vertellen hebben. Ik vermoed behoorlijk veel. We zullen het gaan zien. In ieder geval kan ik vooraf mijn startnummer op gaan halen.

Steile klimmetjes in het Westerveldsebos

Ik zit me af te vragen hoe steil de klimmetjes in het Westerveldsebos zijn. Een ding is zeker: heel steil. Als ik goed reken kom ik gemiddeld boven de tien procent uit. Ik loop er hard, ik kom er met de mountainbike of met de racefiets. Dat laatste is mij deze week slecht bevallen. Met het vierde rondje ging ik onderuit. Een pijnlijke enkel, knie, heup en schouder tot gevolg, maar goed. De voormalige vuilnisbelt is een uitdaging. Ook hardlopend, dus. De klim is domweg pittig. De eerste keer gaat wel, maar dan de volgende keren. Mijn tijd staat op 9.07 als snelste tijd met de klok meegerekend. Een rondje is 1700 meter en dat betekent toch 5.21 minuut/km. Niet slecht, denk ik dan als je de steile klim inclusief hebt. Een rondje betekent zeshonderd meter aanloop, dan driehonderd meter klimmen en driehonderd dalen om nog achthonderd meter vlak te lopen. Vooral de afdaling is goed opletten hoe je je voeten zet. Het gaat toch met twaalf in het uur naar beneden en dan hou ik me in. Het tweede rondje kostte me een halve minuut extra, want de vermoeidheid slaat toe en de heuvel lijkt steeds langer te worden. En toen kwam het onweer er aan en dus snel de auto opzoeken, uit veiligheid. Ik heb geen zin om door bliksem te worden geraakt. De zware bui trok vlak langs me heen. De donkere lucht was mooi om te zien, maar ook behoorlijk intimiderend. Ik was van plan om drie keer linksom en drie keer rechtsom te gaan lopen. Maar de voorspellingen waren niet goed, dus besloot ik om nog twee keer rechtsom te gaan lopen. Ik wilde mezelf testen. Na een klein kwartiertje was de bui ver genoeg weg om rechtom te gaan lopen. De zon kwam door de wolken en het was zelfs warm. Dus de auto op slot en gaan rennen. Ik vond de klim steiler dan de eerste twee rondjes en kostte me dan ook 10 seconden extra ten opzichte van het tweede rondje. Het laatste rondje kon ik de ‘schade’ beperken tot 9.29 door de laatste driehonderd meter er nog een flinke sprint uit te trekken. Maar was was die klim zwaar, zeg. De klim is niet lang, maar wel steil. Zelfs met de racefiets en mountainbike is hij heftig, maar dan kun je nog een paar tandjes terug schakelen. Hardlopend eerst wat kleinere passen maken maar dan komt het onvermijdelijke dat ik toch even moet wandelen. Maar goed, oefening kweekt kunst. Dus de volgende keer ben ik extra gewaarschuwd om voor de heuvels iets wat minder gas te geven om rennend boven te komen. Als dat al lukt. Dat het een mooie trainingslocatie is, is duidelijk als je ziet hoeveel mensen er tegenwoordig hardlopen.

westerveldsebos

Hardlopen is blijven verbeteren

De afgelopen tijd heb ik wat oude recordtijden laten sneuvelen. Eentje die nog stond was mijn coopertesttijd. Die vermaledijde 2.5 kilometer kwam ik maar niet over. Tot drie keer ‘struikelde’ ik op 2.49 kilometer in twaalf minuten. Ik had maandag een lange duurloop gedaan van bijna dertien kilometer en vandaag was het de beurt aan wat sprintwerk en ik wilde mijn tijd op de coopertest wel eens aanscherpen. Een kwartiertje tot twintig minuten inlopen, twaalf minuten keihard en dan nog wat sprintjes trekken tot slot. Onder het lopen bedacht ik wat de meest logische route was om twaalf minuten hard te lopen. En ook de meest eerlijke. Dat betekent dus niet twaalf minuten rennen met een straffe wind achter. Want records moeten ook voor verbetering vatbaar zijn. Onder het lopen voelde ik de wind schuin tegen en bedacht dat ik wel een stuk Heinoseweg kon pakken en dan linksaf de Zuthemerweg op met de wind schuin achter. En de coopertest is gewoon een kwestie van gaan en niet meer omkijken. En de start is altijd te snel en dat moet je binnen een paar honderd meter herstellen. De wind schuin tegen viel me tegen, maar dan met schuin achter zou het een en ander goedmaken. Met vier minuten draaide ik al de Zuthemerweg op en kreeg de wind schuin achter. Nadeel is wel dat hier meer verkeer is en ik moest twee keer van de weg af om langs een auto te slingeren, wat tempo kost. Na precies 10 minuten de Aalvangerweg op en de wind helemaal in de rug, maar dat was slechts twee minuten en mijn benen voelden dat ook. Nog even doortrekken om de tijd op 12 minuten te laten afklokken. Ik keek op mijn horloge, maar kon me niet meer herinneren op welke afstand ik was gestart. Balen, dus later thuis kijken naar het antwoord. Al sprintjestrekkend en vooral nieuwsgierig naar huis. Direct naar de werkkamer om te kijken wat het resultaat was. En ja hoor, eindelijk boven de 2.5 kilometer. Daarmee is het oudste record uit de boeken. Nu jacht gaan maken op de vier tijden uit 2014. En dat zijn voornamelijk de tijden op de middenlange afstand, die kan ik aan gaan vallen in mijn trainingen voor de halve marathon in juni.

Mijn huidige recordlijstje is nu:

12-minute test            2.56 km op 29 april 2015 (Zwolle)

Eén uur                     11.11 km op 3 april 2015 (Zwolle)

1 km                          4m:26s op 29 april 2015 (Zwolle)

1500 meter                 6m:55s op 29 april 2015 (Zwolle)

1 mijl  (1.6 km)            7m:22s op 29 april 2015 (Zwolle)

3 km                          14m:38s op 25 november 2014 (Zwolle)

4km                            20m:11s op 20 april 2015 (Zwolle)

3 mijl (4.8 km)             24m:37s op 20 april 2015 (Zwolle)

5 km                           25m:31s op 20 april 2015 (Zwolle)

6 km                           30m:33m op 1 februari 2015 (Apeldoorn)

5 mijl (8 km)                41m:29m op 20 april 2015 (Zwolle)

10 km                         52m:57s op 31 december 2014 (Den Ham)

12 km                         1h:05m:54s op 27 april 2015 (Zwolle)

15 km                         1h:23m:55 op 7 december 2014 (Zwolle)

10 mijl (16 km)            1h:29m:40 op  7 december 2014 (Zwolle)

Half marathon             1h:59m:21s op 11 janari 2015  (Egmond aan Zee)

Achter de feiten aan lopen

”Ik lees wel wat je hierover schrijft”, zegt Moira Vos na de finish van de vijf mijl van Zwolle-Zuid. Ze was niet geheel tevreden over haar einddtijd. Ik min of meer wel. Naar omstandigheden was de tijd die ik voor ogen had niet haalbaar. Uiteindelijk bleef ik steken op 42.15 over acht kilometer terwijl ik onder de 42 minuten had willen duiken. Ik had van te voren gekeken waar ik de winst kon pakken ten opzichte van mijn tijd van 42.06 in Den Ham. De winst moest in de laatste vier kilometer geboekt worden omdat in de eerste vier kilometer niet zoveel winst zit. Maar goed, toen ik na een kilometer op mijn horloge keek (5.25) wist ik al dat ik behoorlijk veel verlies (45 seconden) had geleden en behoorlijk veel kracht had verspeeld om langzamere lopers in te halen. Het was in de eerste kilometer behoorlijk druk. Tanja Slagter zegt later via facebook: de eerste kilometer was meer lopen dan rennen. Pas na de eerste kilometer kwam ik in mijn tempo door links van de weg te gaan lopen waar meer ruimte was. De tweede kilometer was goed, maar het verlies was al geleden. Ik wilde proberen om een strak tempo te lopen van rond de 5.15. Kilometer drie tot en met acht had een marge van slechts zes seconden, tussen 5.15 en 5.21. Uiteindelijk verloor ik ‘slechts’ negen seconden ten opzichte van mijn Den Hamtijd. Okay, missie is niet geslaagd, maar toch tevreden over het uiteindelijke resultaat door behoorlijk constant te lopen. En natuurlijk helemaal blessurevrij sinds twee en een halve maand. Nu op naar de halve van Zwolle in juni. Over acht weken al weer…  De 1.55 staat nog steeds!vijfmijlzwolle

Hoe dom kun je zijn…

Inderdaad, hoe dom kun je zijn. Te weinig gegeten en dan kom je de man met de hamer tegen. Hij stond net na Lemele en mepte raak. Ik had het kunnen weten en toch… Met het windje in de rug ging het lekker naar de Lemelerberg. In een mooi strak tempo de eerste twintig kilometer. Toen ik de Lemelerberg opfietste had er een belletje moeten klinken. Het ging niet echt lekker omhoog en kwam moeizaam boven. Ik had gewoon even moeten nadenken over het eten van die dag. Ontbijt en twee crackers met een kop soep is niet genoeg om te presteren. En in Lemele was ik halverwege en moest dus nog een dikke 25 kilometer terug met de wind tegen. En het leek wel of het harder was gaan waaien na de koffiestop bij café De Driesprong. In plaats van alleen een colaatje drinken had ik gewoon wat moeten eten. Maar goed, ik merkte het pas echt toen ik weer vertrok richting Lemelerveld. Natuurlijk is het met tegewind veel lastiger trappen dan wind achter, maar ik kwam niet eens aan de 25 km/uur. En dan was het nog moeizaam. Tweede fout is om in Lemelerveld niet van de fiets te stappen en ergens een marsje of zo te kopen. In plaats daarvan wachtte ik tot de benzinepomp net buiten Lemelerveld en daarvan bleek de shop gesloten. Dus moest ik door naar Heino en toen was het natuurlijk al veel te laat. Een mars en een blikje red bull hielpen mij wel door de laatste tien kilometer, maar wel met een gevoel ‘leeg’ te zijn. Geen kracht in de benen en vooral weinig tempo. Gelukkig waren de eerste kilometers buiten Heino wel lekker beschut, ik had wat hernieuwde energie. Maar om te zeggen dat het fietsen lekker ging. Het is niet de eerste keer dat het mij overkomt om te weinig te eten. Dus in het vervolg beter opletten met mijn voeding, want ook voor hardlopen is het domweg heel belangrijk om goed te eten. Vooralsnog: ik domme ik!

Blij met de BB-loper

Ik moet nog even terugdenken aan een loop van een kleine twee weken geleden. Ik las net een bericht over groeten. De suggestie was dat hardlopers elkaar niet groeten. Ik ervaar dat hier anders, gelukkig. Mensen steken hier vaak de hand naar elkaar op als ze elkaar tegen komen. En af en toe krijg je een glimlach van een huppelend paardenstaartje. Zo langzamerhand begin je mensen te herkennen als je ze tegenkomt met hardlopen. En dat is leuk en het schept toch een kleine band met elkaar. Maar het meest blij was ik een dikke anderhalve week geleden met een BB-loper. Het was de woensdag dat het hagelde en tussen de buien door wilde ik een rondje Schellerdijk gaan doen. Nou kwam de wind vanuit het noordwesten dus ik besloot om tegen de wind in achter de dijk te gaan lopen via de Kleine Veerweg om op de Schellerdijk de wind achter te hebben. Het was ook een van de eerste keren dat ik weer pijnvrij kon lopen, dus ik ging in de middag op pad. Er was net een flinke bui gevallen en op buienradar zag ik dat het nog wel even droog bleef. En ik moet zeggen, het begon goed. Ik wilde niet te hard van stapel lopen om vervolgens ergens halverwege opgeraapt te moeten worden. Dus hield ik mijn tempo de eerste kilometers op 5.30 km/u. Tegen de wind zakte het tempo met zo’n vijftien seconden en halverwege de Kleine Veerweg kreeg ik de eerste hagelbui om mijn kale bolletje. Gelukkig had ik mijn muts op. Door deze omstandigheden werd het verlangen naar de Schellerdijk alleen maar groter, dus kort linksaf via een klein stukje Schellerbergweg naar de dijk. Ik weet dat je met wind achter nooit het verlies goedmaakt wat je verliest met wind tegen. Maar dat hoefde ik ook niet. Ik wilde gewoon lekker lopen en vooral blessurevrij. Toch kwam ik er flink doorheen te zitten op die Schellerdijk. Tot ik halverwege in werd gehaald door een BB-loper. Zijn snelheid lag een stukje hoger dan de mijne, dus ik probeerde aan te klampen. Mijn tempo ging wat omhoog en ik kreeg nieuwe moed voor de laatste kilometers. Natuurlijk ging hij te hard en ik moest hem laten gaan. Toen zag ik hem beneden aan de dijk wat dribbelen en ik rende door, haalde hem in en liep door. Een paar honderd meter verderop kwam hij mij weer voorbij gerend en ik probeerde weer te volgen. Wat weer niet lukte, maar ik bleef wel doorgaan. De weergoden knikkerden weer een forse hagelbui over het parkoers. De BB-loper verdween uit het zicht en ik stak het Oldenelerpark over naar de IJsselcentraleweg voor het laatste stuk van de tien kilometer. Ik zag hem nog een keer en dacht: wat hij kan…. Het gaf mij voor de derde keer goede moed om door te gaan. Okay, een toptijd zat er niet in maar wel de tevredenheid over het blessurevrij kunnen lopen. Met dank aan de BB-loper, dus.

Rondje Zwolle: veel hardlopers

Gosh, wat een hardlopers rennen op een woensdagavond rond. Ik denk dat ik zo’n honderd hardlopers ben tegengekomen tijdens het fietsen van het rondje Zwolle. Zo’n 42 kilometers rondom de stad. Met name in het Westerveldsebos stikt het van de hardlopers. Maar goed, het rondje is ongeveer zo lang als een marathon. Ik heb nooit begrepen dat de mensen die twee jaar lang de Zwolse marathon hebben georganiseerd nooit hebben gekozen voor het rondje Zwolle, is vele malen mooier dan een op en neertje naar Kampen. Het is prachtig hoor, het rondje. Vanaf Zwolle- Zuid via de Wythmenerplas richting Berkum. En dan zie je mooie dingen. Parasailers of hoe je ze ook mag noemen vlogen in het rond boven een weiland vlak voor Berkum, als je het achterlangsweggetje neemt. Goed voor het stuurgevoel, vooral als je voor het eerst weer op de racefiets zit. Tussen de Verlaten door en dan rondom Berkum, linksaf een schitterend dijkje langs de Berkummerkolk en dan richting de Agnietenplas. Vooral het fietspad vanaf de Agnietenplas naar de Wijde Aa is heel mooi om te trappen. En daar begon het al met hardlopers. Tussendoor naar de Wijde Aa werd het steeds drukker met wandelaars, hardlopers en Jan Vayne. Het was even goed opletten op de paaltjes want soms staan ze na een kruising of zijn bijna niet te vinden. Met enig keer en draaiwerk vond ik ze toch tot het Westerveldsebos. En daar struikel je over de hardlopers. Tientallen rennen er rond en vooral in groepjes. Van jong tot oud. Zelfs van heel jong tot heel oud. Een trainer voor of achterop en rennen maar. Schitterend gezicht, natuurlijk. Je komt van alles tegen. Een loslopende hond die zijn baas kwijt is. Ik stopte even en lokte de hond. Hij kwam, maar ik zag geen baasje. De hond koos er voor om zijn eigen weg te zoeken.Hij raakte uit het zicht en ik fietste door. Op het beginpunt van de mountainbikeroute stopte ik even. De fietsroute ging over het mountainbikepad. En dat is geen weggetje om met een racefiets overheen te gaan, dus ik koos voor de verharde route. Massa’s hardlopers kwamen me tegemoet. Ik denk dat er wel een dikke vijftig man rondrende. Ik volgde de route richting Stadshagen. De brug over en dan denkt men dat fietsers een trappetje af kunnen terwijl honderd meter verderop een afslag is. Wel is het goed opletten hoe de route verder gaat. Linksaf dus richting het parkoers van de Zwolse triatlon. En dan een tussendoorpaadje. Een groep van dik dertig lopers voor mij. Ik belde een paar keer, maar men hoorde mij niet. Toen ik de laatste lopers inhaalde werd er geroepen ‘Fietser van achteren’.  Er zijn dan mensen die achterom kijken met een blik van ‘Oja?’ en dan is het even oppassen. Want als ze over de linker schouder kijken gaan ze ongemerkt naar links. Dat geldt voor fietsers en hardlopers. Maar goed, in Stadshagen raakte ik het spoor bijster. Een paaltje wees rechtdoor en daarna zag ik ze niet meer. Dus ik besloot via de Werkerlaan richting de Twistvlietbrug te gaan, een stukje door de stad naar het Engelse Werk. De halve stad is opgebroken, dus met enig laveren kwam ik bij het Engelse Werk. Toen had ik al dertig kilometer gehad.Van de Schellerdijk weet ik dat het een zeer populaire hardlooproute is. Ik loop er zelf ook vaak. Het was ook hier behoorlijk druk met hardlopers. En toen kwam ik de paatjes weer tegen van het Rondje Zwolle en volgde braaf de route. Dijk af, dijk op, tussendoortje naar de IJsselcentrale. Ik weet dat ik het fietspad had moeten nemen, maar vind de route over de Jan van Arkelweg iets veiliger. Het begon al donker te worden. Vervolgens een stuk van het nieuwe fietspad en door het Marsbos om uiteindelijk op ruim 42 kilometer uit te komen. Niet slecht voor een woensdagavond lekker trappen. Het weer en de enthousiaste hardlopers maakten dit rondje tot een klein feestje. Ik weet nu ook hoever 42 kilometer is. Ik wil dat volgend jaar gaan lopen. Dus dat wordt trainen op het Rondje Zwolle. Als ik tenminste niet weer het spoor bijster raak. Volgende keer toch maar in Stadshagen goed opletten waar ik het paaltje heb gemist. rondjezwolle

Staren naar het gele gordijn

En dan lig je weer naar het gele gordijn te staren. Dom van mij natuurlijk om de avond er voor wat te veel alcohol te nuttigen. Niet meer doen, dus! De consequenties zijn wel duidelijk. Ik zie op internet dat er een duidelijk verband is tussen alcohol en atriumfibrilleren en dat heb ik in levende lijve ondervonden. Ik wilde zondag weer gaan hardlopen, maar in plaats daarvan kwam ik terecht op cardiologie. Dit keer was er een ontsnappen aan: cardioversie. Of te wel: met een schok[je] het fibrilleren stoppen. Wat een stom gedoe is het. Je voelt het bijna niet, maar toch fibrilleert de boezem als een gek. Een groot deel van de nacht had mijn hart negentig slagen per minuut, het dubbele van normaal. En toen ik ’s morgens met de hond ging wandelen liep mijn hartslag op tot 140 slagen. Dat is vergelijkbaar met relaxt rennen, zo ongeveer. Dus maar de huisartsenpost bellen en ik moest  worden gezien door de huisarts. Het bekende riedeltje. Een ECG maken en tot de conclusie komen dat ik door moest naar cardiologie. Daar gaat alles snel. Een bed, bloed afnemen en wachten. Lang wachten en staren naar een geel gordijn. Ook de hartmonitor gaf ruim negentig slagen per minuut aan en een bloeddruk van 130 over 75. Dit zijn getallen waar men op cardiologie niet opgewonden van raakt. Maar voor mij is dat hoog omdat ik normaal op 105 over 65 als bloeddruk heb. Dus in plaats van hardlopen, zoals ik van plan was, weer op cardiologie. En het was wel duidelijk dat men nu wel van plan was om een cardioversie uit te voeren. De vorige keer was ik aan een chemische cardioversie ontsnapt omdat mijn hart zich vanzelf resette. Dat gebeurde nu niet. In de loop van de middag werd de kar voorgereden, de electroden nog een keer goed aangesloten en was het wachten op de anestesist. Dat duurde nogal lang want het moet ‘er even tussendoor’. Het yoghurtachtige goedje wordt via de lijn ingespoten en een paar seconden later ben je in dromenland. Wat er dan gebeurt weet ik niet. In ieder geval wel dat er pads worden neergelegd en dat er een schokje of toch schok volgt en het hart is weer terug in normale stand. Want toen ik wakker werd zag ik 45 staan in plaats van ruim 90 slagen per minuut. Of te wel: het hart was weer normaal. Ik rammelde van de honger, want ik had verstandig genoeg geen ontbijt noch lunch gehad. Twee boterhammen en een kop koffie brachten mij weer op de been. Een afscheidsbrief mee en ik mocht weer naar huis.

Ik ga de komende dagen nog even rustig aan doen. Het weer nodigt niet uit om te gaan lopen, pas na woensdag wordt het weer wat beter. En daarbij voelt het niet zo heel fijn om de dag na de cardioversie weer te gaan rennen. Daarbij weet ik dat ik weer rustig aan moet gaan beginnen omdat ik ook niet weet hoe mijn kuit zich gaat houden. Dus maar weer rustig aan proberen om back on track te komen.

WP_20150329_007

Bijna weer ‘back on track

Als ik de hond uit laat kan ik het niet laten af en toe even een kort sprintje te trekken. Kijken hoeveel rek er in mijn kuit zit. Vorige week heb ik een kort loopje gedribbeld van zo’n vijf kilometer, maar dat viel me vies tegen. Na een paar meter lopen voelde ik mijn kuit en ging weer wandelen. Tweehonderd meter maximaal en dan weer wandelen. En dat na zes weken ‘ziektewet’. Ik weet het, ik moet geduld hebben. Ik sta dagelijks mijn kuitspieren op te rekken. Op de trap, tegen de muur of ik pak een stoel om tegenaan te leunen. En maar rekken en strekken, vooral om de spier sterker te maken. Maar goed, zo af en toe trek ik een sprintje om te kijken hoever ik ben om weer ‘echt’ te gaan lopen. Met fietsen heb ik nergens last van, het is alleen het afwikkelen van de voet tijdens het hardlopen dat mijn kuitspier opspeelt. Zoal gezegd, het is al zes weken dat ik er last van heb. De ene keer meer dan de andere keer. Maar helemaal goed is het nog niet en ik weet dat ik geduld moet opbrengen om weer te gaan hardlopen en mijn trainingen op te pakken richting de halve van Zwolle. Dat is pas in juni, dus ik heb de tijd nog wel. Ik merk ook dat ik momenteel wat minder lees over hardlopen. Even niet, als ik in de lappenmand zit.

Maar het gaat beter inmiddels. Ik kan een kort sprintje trekken zonder pijn. De volgende stap is om te gaan dribbelen en daarna wordt het weer rennen. Tenminste die hoop leeft bij mij. Vooralsnog kan ik alleen maar jaloers kijken naar alle hardlopers die ik zie tijdens het uitlaten van de hond. Ik wil me graag weer in dat peloton gaan voegen. Binnenkort, dus!!

WP_20150320_007

Bicuspide, ook wel hartkleplijden

Ik voelde een ‘maar’ aankomen bij de cardioloog. En die kwam er ook. Op zich was alles goed, maar toch… De fietstest ging goed, ik hoefde niet eens tot het uiterste te gaan. Proberen om de toerenteller tussen de 60 en 70 te houden en de weerstand werd opgeschroefd. De bloeddruk werd gemeten en de assistente was tevreden. Ik fietste nadat de berekende waarden waren bereikt nog even wat uit en met een klein kwartiertje was ik klaar. En daarna door naar de cardioloog die de resultaten bekeek en mij een videofilm liet zien van mijn hart. Maar toen kwam het hoge woord eruit: ik heb bicuspide. Een aangeboren afwijking waarbij de klep tussen het hart en de aorta uit twee delen bestaat in plaats van drie of soms zelfs vier. En dat kan boezemfibrilleren veroorzaken legde de cardioloog uit. Oja, en ik heb een verdikte hartspier wat komt door sporten. Maar goed, bicuspide, de klep zorgt er voor dat het bloed van het hart de aorta instroomt en niet terug. Mensen die twee ‘blaadjes’ hebben in plaats van drie, hebben last van wat snellere slijtage van de klep. De Belgen hebben er een woord voor gevonden: hartkleplijder.

Een van de prangende vragen was natuurlijk of sporten in het geding komt. Maar dat komt het niet #geruststelling. Vanwege sporten is dit naar boven gekomen. Het boezemfibrilleren is vermoedelijk ‘getriggerd’ door sport en omdat ik onderuit ging kwam ik terecht bij cardiologie, met de vervolgonderzoeken. Echt gevaarlijk is het niet, lijkt me. Ik kan mijzelf er eigenlijk geen oordeel over vormen. Er staat zoveel op internet.

Ik lees: Er is een verhoogde kans dat in de loop van het leven de klep problemen gaat geven – hetzij vernauwing, hetzij lekkage – die op latere leeftijd aanleiding geven tot operatie. Vaak ontstaan de problemen op latere leeftijd.  

Ik mag gewoon blijven sporten van de cardioloog, ik moet volgend jaar weer een hartfilmpje laten maken en voor de rest gewoon blijven doen wat ik nu ook doe. Ik kan dus gewoon blijven knallen met hardlopen of fietsen. Het enige wat is veranderd is dat ik nu weet heb van bicuspide.

Ik, als aortakleplijder moet wel ontstekingen in de gaten houden omdat deze gemakkelijker op de hartklep kan nestelen en sowieso als ik weer boezemfibrilleren krijg wat sneller mij melden om te zorgen dat het hart weer gewoon gaat kloppen. Het zijn zaken waarmee ik kan leven. En nog lekker lang ook!

biscuspide

Trainen van de kuitspier

Dit is mijn training op dit moment, naast het maken van de dagelijkse lange wandelingen.

WP_20150315_001

Dat betekent dus dagelijks excentrische oefeningen dat moet zorgen voor meer bloedcirculatie in de achillespees en een duidelijke pijnafname. Begin met concentrisch trainen zodra de peesgevoeligheid acceptabel is. Deze trainingsvorm is binnen het herstel het meest geschikt voor het ontwikkelen van spierkracht.

Dus sta ik iedere dag op de trap om mijn pees en kuitspier te trainen, om de belastbaarheid te verhogen. Ik probeer iedere dag wel even een dribbel te doen, maar na een klein stukje voel ik mijn kuitspier weer, dus stop ik er mee. Nog een paar dagen rust en dan wil ik weer proberen om langere stukjes te gaan hardlopen. Tsja, het valt me niet mee om niet te rennen, maar het is nu eenmaal zo. En ik wil natuurlijk zo snel mogelijk weer Back On The Run!

Toch maar compressiesokken?

Nut en noodzaak van compressiesokken was mij niet duidelijk, nu wel wat meer. Ik had een paar gekocht om te kijken of het lekker loopt. Ik heb ze twee keer geprobeerd, maar hardlopen met warm weer viel me vies tegen. En ik merkte ook weinig ‘waarde’ van de sokken. Dus ik heb ze niet weer gebruikt en ze lagen ongebruikt in de sokkenmand. Maar nu, na mijn blessure van vorige week vrijdag, heb ik de sokken de hele dag aan. En warempel het helpt. Zaterdag was het nog strompelen geblazen, maar zondag ging het al stukken beter. Waarschijnlijk dankzij de compressiesokken. Inmiddels kan ik al weer een aantal kilometer pijnvrij wandelen en het stretchen van de kuitspier gaat ook weer. De vraag voor mijzelf is dan ook of ik de compressiesokken ga gebruiken tijdens het hardlopen, als ik weer gezond en wel de weg op kan. Ik vraag me wel af hoe hardlopers het doen als het volop zomer is. Ik merk nu al, en het is nog maar een graad of veertien, vind ik het behoorlijk warm. Maar goed, de waarde van de sokken hebben zich tot op dit moment wel bewezen om snel[ler]  te herstellen van het kwetsuur aan mijn kuit.

Grote vraag is: wie heeft tips?

Ik heb me laten verleiden

Ja, ik heb me laten verleiden. Verleiden om te gaan hardlopen en dat had ik niet moeten doen. Maar ja, zoals altijd liggen verleidingen op de loer en ik trapte er in. Ik heb sinds de Acht van Apeldoorn al last van mijn kuit. Ik vermoed nog steeds een scheurtje in de spier. Strompelend over de finish en daarna heb ik relatief rust genomen. Een paar keer zes tot acht kilometer, een loop van zeventien en een van dertien kilometer gedaan. Dat is niet veel. Maar rust blijkt relatief. Tijdens de dertientien kilometerloop merkte ik na een kilometer of twaalf dat het niet helemaal jofel was met mijn kuit. Dus ben ik rustig naar huis gelopen om vervolgens bijna een week niet te rennen. Maar goed, toen kwam vorige week vrijdag. Het was mooi weer en ik was wandelen met de hond. En wat gebeurt er: ik zie talloze hardlopers op de vroege ochtend. En ik wilde ook. Ik wilde gaan lopen. Heerlijk om frank en vrij te kunnen lopen. En dan komt de twijfel. Is het verstandig om hard te gaan lopen. Aan de ene kant was het NIET verstandig om te gaan lopen vanwege mijn kuit, anderzijds was het WEL verstandig om te kijken hoe het met mijn kuit zou gaan. Dus twijfel, twijfel en nog eens twijfel. Het hart zei: gaan, mijn verstand het tegenovergestelde. Maar goed, in de loop van de middag kreeg ik steeds meer zin om te gana rennen. En die zin werd alleen maar groter. Aan het eind van de middag dacht ik WTF, ik ga het gewoon proberen. En dat had ik niet moeten doen. Maar goed, als verstandige ik: wel lopen, niet te hard. Daar hield ik me aan. De eerste drie kilometer gingen redelijk goed. Niet te hard, gewoon lekker. Tot in een keer mijn kuit begon te zanikken. Dus ik stopte even en betastte mijn kuit. Niets te voelen. Dus weer langzaam verder. Het ging nog anderhalve kilometer redelijk tot ik in een keer een geluid hoorde en een stekende pijn voelde in de kuit. Of te wel: het ging helemaal niet goed. Het was zelfs mis. Ik stommerik: hoe dom kun je zijn om signalen van je lijf te negeren. Het was nog een dikke kilometer naar huis en die kilometer gaf me het gevoel als aan het einde van een halve marathon. Bijna strompelend naar huis om daar vervolgens de hele avond met mijn been omhoog te zitten. Laptop op schoot en googlen naar mogelijke oorzaken, maar vooral om te kijken hoe lang het zou gaan duren voor ik weer hersteld zou kunnen zijn. En ik werd niet blij van wat ik las.

Een scheur in de kuitspier is een van de meest voorkomende spierbeschadigingen bij sporters. Er treedt een plotselinge pijn op bij aanspannen en rek van de kuitspier, vooral bij explosieve sportvormen. Ook hardlopers kunnen deze klachten krijgen. De kans op spierscheuringen is bij oudere sporters groter. Oudere sporters moeten rekening houden met het feit dat de spierkracht en de spierdoorbloeding in de loop der jaren geleidelijk afnemen, waardoor de kans op schade toeneemt.

En dan over herstel:

Een verantwoorde functieopbouw van de beschadigde spier vraagt tijd en verloopt via het onbelast oefenen van het aanspannen van de kuitspier, voorzichtig wandelen met een hakverhoging en een bandage en fietsen, tot intensieve spierversterkende oefeningen en rekkingsoefeningen van de kuitspier. Voorzichtig dribbelen is meestal na vier tot zes weken weer mogelijk,  afhankelijk van de ernst van de scheuring en de individueel sterk verschillende snelheid van herstel. Een volledige belasting is weer mogelijk wanneer de pijn is verdwenen. Na een spierscheuring blijft bijna altijd littekenweefsel aanwezig zodat een zwakkere plek in de kuitspier op de loer blijft liggen. Een optimale kracht en lenigheid van de spier is nodig om de kans op hernieuwde klachten in de toekomst te minimaliseren.

Dus daar zit je dan. Om mijn conditie op peil te houden ga ik de komende tijd maar meer fietsen. Op de racefiets en de mountainbike en iedere dag een flink eind wandelen met de hond. Het is voor mij nu wel mogelijk om met compressiesokken een flink eind te wandelen en ik heb geprobeerd om een beetje te dribbelen. Ik kan het niet laten…

 

swimming-pool-spa-sign-nhe-15030_300

Hardlopen met de handrem er op

Er bestaat inderdaad een formule voor lekker hardlopen. Ik ben er achtergekomen dat het niet altijd hard hoeft. Zondag heb ik bewust met de handrem erop gelopen. En ik moet zeggen dat het niet simpel is, want het lijf wil harder. Het zit zeker tussen de oren want als ik op mijn horloge kijk gaat het gewoonweg te langzaam. Maar ik werd door twee meiden gewezen op ‘vogeltjes kijken’ [dank je wel Tanja en Elsa voor de wijze raad] en zondag was echt zo’n dag om dat te testen. Het zonnetje scheen, er stond behoorlijk wat wind. Ik wilde doelbewust een flink stuk met tegenwind gaan lopen, met de verleiding om vroegtijdig af te kunnen slaan en een kortere route naar huis te nemen. Doel was tien kilometer met een tempo van tien kilometer per uur. Het is net twee jaar geleden dat ik zou jubelen bij dit tempo over die afstand. Om precies te zijn was dat op 7 april 2013 toen ik voor het eerst de tien kilometer onder het uur deed.  In 2009 liep ik dat ook, maar dat tel ik even niet mee. Ik had tussen 2009 en 2012 nauwelijks tot niet hard gelopen en in zo’n lange tijd is de conditie tot bijna nul gereduceerd. Maar goed, zondag was het dus heerlijk weer om een lekker rondje te maken. Terwijl ik de eerste meters maakte wist ik niet welke route ik wilde gaan lopen. Eerlijk gezegd liet ik het een beetje van de wind afhangen omdat ik dus een flink stuk met tegenwind wilde lopen. Ik besloot het rondje Soeslo, Laag Zuthem te gaan lopen. Ten eerste omdat het een hele mooie route is en ook omdat ik een stuk van drie kilometer met straffe tegenwind moest lopen. En net het stuk tussen zeven en tien kilometer. Ik had natuurlijk voor de gemakkelijkste optie kunnen kiezen door het rondje andersom te lopen. Had ik het stuk met rugwind gelopen en door het bos met wind tegen. Maar ik ben geen lafaard en koos voor de zwaarste optie. Maar wel ‘al vogeltjes kijkend’ lopen. Na de eerste kilometer kreeg ik rugwind en dat nodigde uit om harder te gaan lopen. Ik deed het echter niet. Ik liet mijn tempo zakken van 5.30 richting zes minuten per kilometer. Pas richting zes kilometer testte ik even mijn snelheid door het op te voeren naar onder de vijf minuten de kilometer. Daarna was het weer terug naar mijn oorspronkelijke tempo, ook om energie te sparen om het stuk tegenwind het tempo vast te kunnen houden. Buiten Laag Zuthem merkte ik pas hoe straf de tegenwind was, maar ik wilde onder de zes minuten blijven. Halverwege lonkte de afslag om een paar kilometer af te snijden, maar ik deed het niet. Glimlachend liet ik de afslag rechts liggen en rende door. De tien kilometer deed ik netjes in 58 minuten. Ik voelde wel mijn kuit weer opspelen, het ‘cadeautje van Apeldoorn’ en trok nog even een sprintje tot na het viaduct. De laatste kilometers nog even lekker intervallend uitgelopen, ook om mijn kuit niet verder te belasten. En toch gebeurde dat ongemerkt wel. Dus het is nu even een kwestie van rustig aan doen. Niet te veel hardlopen, wandelen en fietsen en hopen dat de kuit zich snel herstelt. 10176082_10153123033264206_8891234425907136749_n

Het hoeft niet altijd hard te gaan

Het hoeft niet altijd hard te gaan om toch lekker en naar tevredenheid te lopen. Zo ontdekte ik vandaag toen ik samen liep met een zeer, maar dan ook zeer ervaren loopster. Normaal gesproken zou ik het liefst zo snel mogelijk mijn rondje willen lopen, maar ook ik heb lessen te leren. Vooral de les om langzamer te lopen om toch tevreden te zijn en niet constant op mijn horloge te kijken hoe snel, of hoe langzaam het gaat. Twee rondjes door het Heerderbos hebben mij geleerd dat snel niet altijd goed is. En ja, het terrein is niet een vlakke geasfalteerde weg maar constant stijgen en dalen, en wat te denken van zandpaden en modder? Dertig meter hoogteverschil lijkt wellicht niet zo heel veel, maar uiteindelijk krijg je toch wel 186 hoogtemeters voor de kiezen. Het Heerderbos is bijna niet vlak en dat merk je in de kuiten. Een aantal kuitenbijters hakken er soms fors in. Dus geen hoog tempo, maar wel lekker gelopen. Na 17.77 kilometer vond ik het genoeg. Loopmaatje ging nog een paar kilometer door. Ik had sinds Egmond niet meer langer gelopen dan acht kilometer en toen kreeg ik nog last in mijn kuit ook. Dus ik wilde dus voorzichtig zijn om niet opnieuw mijn kuit te forceren zoals in Apeldoorn. En nee, het hoefde niet hard te gaan; maar juist lekker lopen. En dat heb ik gedaan. En als ik dan kijk naar het gemiddelde tempo dan kan ik nog prima tevreden zijn. En ja, af en toe dacht ik ook aan mijn hart hoe het reageerde op de inspanning. En ook dat ging goed. Het reageerde keurig op de heuvels, zoals het moet en zoals ik verwacht. Het Heerderbos is zeker een plek waar ik weer een keer ga lopen. Een goede testplek, natuurlijk naast de Lemelerberg. Want daar is de route nog wat heftiger, voorals als je twee rondjes loopt. En ja, dat ga ik ook nog eens uitproberen. En natuurlijk verder lopen dan 21.1 kilometer, al hoorde ik vandaag dat de eerste vier kilometer verder dan een halve marathon behoorlijk zwaar zijn. Maar dat moet ik zelf gaan ondervinden. Binnenkort… heerdehoogteprofiel

Mooi rondje door het Zandenbos

Talloze malen heb ik ‘het rondje’ door het Zandenbos met de auto gereden, eindelijk was in de gelegenheid om het rondje ook een keer te lopen. Wandelend door het Zandenbos is het puur genieten, maar hardlopend zeker ook. Ik was toch in de buurt van Nunspeet en had mijn loopkleding meegenomen. Ik parkeerde mijn auto bij het voormalige Ronde Huis, de meest besproken plek van Nunspeet in de afgelopen jaren, om het rondje te beginnen. Ik had natuurlijk ook kunnen kiezen voor de parkeerplaats aan de Eperweg of bij het Zwarte Veldje. Maar bij het voormalige Ronde Huis is wel een mooie en vooral  historische plek om te beginnen. En dan merk je ook hoe populair het gebied is. Want ik moest bijna zoeken naar een parkeerplek, zoveel auto’s stonden er. Het is eigenlijk een heel simpel rondje over de Petersom Ramringweg heen en de Margaretha Boslaan weer terug. Iedere Nunspeter kent het rondje. Het mooie van het rondje is dat het op en neer gaat, dus krijg je nog wat heuveltraining mee. Al is het hoogteverschil slechts 25 meter. De eerste kilometer is al genieten. Korte bochten en achter iedere bocht schuilt een nieuwe verrassing. Een tegemoetkomende hardloper, een auto die geparkeerd staat en boswerkers. Zelfs een clubje Nordic Walkers van NoWaN [Nordic Walking Club Nunspeet] was bezig om de conditie op pijl te houden. Ik hoorde ze ‘auto, auto’ roepen als er een auto aan kwam. Ik zag dat de voorste wandelaars wat moeite met hun gehoor hadden. Maar dat is de leeftijd, denk ik. Wellicht is het een tip om het rondje tegen het verkeer in te lopen als het gehoor wat minder wordt. Het hoogteverschil in de eerste kilometer ‘bijt’ licht in de kuiten. Je ziet het bijna niet, maar je voelt het wel. Daarna is het veel bochtenwerk en omdat ik met het verkeer meeliep was het even opletten om bochten aan te snijden. Zwijnen hebben de berm volledig omgewroet, dus is het zaak om op de weg te blijven. Goed luisteren naar achterop komende auto’s en toch soms even achterom kijken. Maar het was lekker rustig, dus ik kon midden op de weg lopen. Een collegaloper kwam ik tegen. Man op leeftijd met een prima tempo. Even de hand opsteken en verder. In tien minuten was ik al twee kilometer onderweg zonder dat ik het in de gaten had. Want je gaat op in de natuur en geniet alleen maar van de bossen. Af en toe staat een auto geparkeerd [wat doet iemand daar?], maar voor de rest is het stil in het bos. Tussen 2 en 3 kilometer was er veel werk aan de winkel voor de bosarbeiders en was het een beetje opletten op alle troep op de weg. En dan loop je al weer langs de parkeerplaats aan de Eperweg, even goed op de borden letten en links aanhouden. Ook hier stond de parkeerplaats bomvol met auto’s, net als de parkeerplaats honderd meter verderop. Langs Rijksweg A28 is het wat rumoeriger van het snelwegverkeer. Maar het blijft genieten. Ook hier is het duidelijk dat de familie everzwijn druk aan het wroeten is geweest. Langs de weg is de berm losgewroet. Wild is er overdag niet te zien, dat is het wel in de vroege ochtend of tegen de avond. Maar ik kom liever geen zwijn tegen, als ik eerlijk mag zijn. Je weet nooit wat ze van plan zijn en ze kunnen harder rennen dan ik. Vanaf 3.5 kilometer wordt het ook wat zwaarder door de tegenwind. Ik zie dat mijn tempo ietsje zakt, maar dat deert niet. Ik heb te veel plezier in het lopen in deze omgeving. Het weggetje naar rechts leidt naar de Zandenplas, weet ik. Verderop is nog een tunneltje naar Nunspeet en ik zie tot mijn verbazing dat ik de vijf kilometer heb bereikt. Ik had het niet eens in de gaten en met een tijd van net boven de 26 minuten ben ik tevreden. Een paar honderd meter verder op is even een lastige splitsing. Links of rechts. Linkaf is via de Rondehuisweg terug naar het startpunt, rechtsaf maakt een lusje van een kleine anderhalve kilometer. Ik ga rechts door een stuk waar het bos is gekapt. Ik weet dat ik op het Vennenpad uitkom bij het Zwarte Veldje en dan links af voor de laatste vijfhonderd meter. Bijna ongemerkt klim je naar het hoogste punt van de route en dan volgt nog een afdaling en een recht stukje weg naar de parkeerplaats. Na 35.07 sta ik 6.61 kilometer verder op dezelfde plek als waar ik was begonnen. Ik bedenk me: drie keer dit rondje voor een halve marathon. Mooie training op een prachtige locatie. Hardlopers die in Nunspeet wonen kunnen zich gelukkig prijzen met deze schitterende omgeving. De volgende keer loop ik het rondje in tegengestelde richting.

rondjezandenbos

Terug na twee weken ‘modderen’

Het is zondagmorgen en ik wil voor de tweede keer mijn hartritme gaan testen. Woensdag kende een geslaagde test. Mijn hartritme was uitstekend. Ik wilde twee blokjes van twee kilometer op tempo lopen en daarna nog twee kilometer uitlopen. Ik ken mijn hartslag goed genoeg om te weten hoe het zich moet houden. Dus vanmorgen de tweede test in het herwinnen van vertrouwen. Ik wilde wat langzamer van start gaan dan woensdag, dat was mijn enige doel. Met enige reserve liep ik de eerste kilometer in 5.17, het ging lekker en ik besloot om de tweede kilometer wat harder te gaan. Dus ik voerde mijn tempo ietsje op. Richting dijk zag ik mensen voor mij lopen en niets is mooier dan mensen inhalen. Ik zag dat het goed ging en bedacht dat ik wel weer eens een 25-er kon gaan lopen in mijn doel om binnen afzienbare tijd de 25 minutenbarriére op de vijf kilometer te slechten. Om het dijkje op te lopen kostte me een paar seconden extra, maar daarna gaf ik gas. Ietsje rechterop lopen en mijn benen net iets hoger optillen. De derde kilometer ging dus ietsje langzamer en ik wilde kijken of ik de afsluitende twee kilometer rond de vijf minuten per kilometer kon lopen. Kilometer vier ging net boven de vijf minuten en de slotkilometer net er onder. Eindtijd 25.47, slechts vijf seconden langzamer dan mijn snelste vijf kiometer. Ik jog de laatste anderhalve kilometer, zeer nieuwsgierig naar de data van mijn hartritme. Als ik thuis ben laad ik de data op de computer en zie tot mijn tevredenheid dat mijn hart zich uitstekend heeft gehouden. Mooie strakke lijn, dus helemaal goed. Het is de tweede stap naar herstel van vertrouwen. Na twee weken ‘modderen’ ben ik weer helemaal terug. In maart moet ik nog wat testen gaan doen om te kijken hoe mijn hart zich houdt tijdens een echo en een fietstest met als afsluiting een gesprek met de cardioloog. Dus dan moet ik weer helemaal terug zijn. Ik herinner me nog een opmerking die ik vorige week hoorde over dat hartfibrilleren vaker voorkomt bij een sporthart. Maar goed, ik ga de komende tijd op zoek naar nieuwe records zoals de 5 kilometer binnen 25 minuten, zes binnen een half uur en acht in 41 minuten. Als me dat gaat lukken dan zit ik dicht tegen de vijftig aan op de tien kilometer. Met redelijke tevredenheid denk ik toch terug aan de Acht van Apeldoorn, vooral omdat ik behoorlijk voorin ben geëindigd! En dat smaakt naar meer… 8apeldoorn

Herstel vertrouwen na akkefietje

Ik had gisteren eigenlijk willen gaan hardlopen. Na het akkefietje van het weekeinde vond ik dat ik wellicht een lichte training zou kunnen maken. Ook om mijn vertrouwen in mijn hart te herwinnen. Maandag was ik nog behoorlijk moe.  Gisteren was ik nog niet heel fit en besloot om de brief van Cardiologie even naar mijn huisarts te brengen. Even fietsen om te kijken hoe mijn rikketik zich gedraagt tijdens inspanning. En dan is het altijd beter om dat in de bewoonde wereld te doen dan ergens buitenaf. Aangezien ik over afzienbare tijd een fietstest krijg, dus maar even vast oefenen. Dus ik mijn hartslagband om, horloge en op pad. Met de wind tegen viel het me niet mee. Of verwacht ik teveel van mijzelf? Ik kwam hijgend aan bij de huisarts. Even naar binnen om de brief af te geven en weer terug, met de wind in de rug. Het tempo was goed, en steeds keek ik op mijn horloge naar mijn hartslag. Ietsje hoger dan ik had verwacht? Door de Hortensiatunnel en omhoog, even fiks klimmen. Ik raakte niet achter mijn adem, dat is positief. Ik was op het vlakke toen mijn telefoon ging. Mijn hartslag was 135 en toen ik stopte vloog hij gelijk naar beneden tot tegen de 100. Teken van goede conditie. Hoe sneller de hartslag zakt, des te beter de conditie. Maar goed, het hardlopen maar even uitstellen… Het belangrijkste is om mijn vertrouwen te herwinnen. Twee jaar geleden sloeg mijn hart op hol, een kleine week voor de halve marathon van Zwolle. Mijn eerste halve marathon. Met een weekje rustig aan was mijn vertrouwen voldoende om 21 kilometer te lopen. Dus straks eens even kijken hoe mijn hart zich houdt tijdens het hardlopen, vooral of ik na afloop geen bijzonderheden zie in mijn hartritme. Dus zo de loopschoenen aan…

Soft reset van het hart

En dan lig je aan de draden naar de monitor te kijken. Met ogenschijnlijke normale waarden gaan bij mij toch wat alarmbellen rinkelen. Een bloeddruk van 120 over 70 en een hartritme van rond de 75 in rust is veel te hoog. Vrijdagavond begon mijn boezem te fibrilleren. Ik merkte het in bed en de hartslagmeter bevestigde het. Ik had twee jaar geleden een betablokker gekregen omdat ik toen met een ‘vliegende hartslag’ bij mijn huisarts was geweest. Dus die ingenomen en zaterdagmorgen waren hartslag en bloeddruk nog aan de hoge kant. In de loop van de ochtend een betablokker ingenomen en contact gezocht met de huisartsenpost. De dienstdoende huisarts adviseerde om nog eentje in te nemen en te bellen als de hartslag boven de bloeddruk boven de 130 zou komen. Ik besloot het om het rustig aan te doen, een stuk te wandelen met de hond en verder mijzelf te promoveren tot bankzitter. In de namiddag ging het mis. Vermoedelijk door de invloed van drie betablokkers en snel opstaan werd ik duizelig en ging onderuit. Dat was het signaal om nogmaals met de huisartsenpost te bellen en gelijk ging de urgentie omhoog naar U2. Ik werd ‘er tussen geschoven’ bij de Eerste Hulp, maar eerst nog even eten. Dat had eigenlijk niet gemoeten, maar goed. De dienstdoende huisarts luisterde even en vond dat een hartfilmpje gemaakt moest worden. Vijf minuten later lig je dan aangesloten en wel voor een filmpje. Toen ik werd opgehaald zei de huisarts de plakkertjes nog maar te laten zitten. Het signaal dat ik voorlopig nog niet thuis zou zijn. Er werd een plekje geregeld bij Cardiologie en binnen een minuut heb je een bed, infuus en ben je aangesloten op de monitor. Wat ogenschijnlijk normale waarden zijn, zijn deze voor mij hoog. Een bloeddruk van 120 over 75 en een hartslag van 70 in rust is hoog, heel hoog voor mij.

WP_20150207_014

En dan begint het lange wachten op de bloeduitslagen. Af en toe komt de verpleging langs en de assisten-cardioloog om te bespreken wat er gaat beginnen. Omdat ik om zes uur nog had gegeten kwam ik pas tegen middernacht in aanmerking voor een elektroshock, chemisch kon eerder. Maar mijn lichaam had een verrassing in petto. Vlak voordat de chemische reset zou beginnen was het mijn lichaam die het zelf deed. In een oogwenk viel de hartslag terug van 75 naar 44, mijn normale pols. Een geel lampje brandde, een accoustisch signaal klonk en even later kwam de cardiologe aanlopen. Hoewel alles in gereedheid was gebracht, hoefde het niet meer en ik kon mijn spullen pakken en naar huis. Ik werd afgekoppeld van de monitor, het infuus ging eruit en met de ontslagbrief in de hand kon ik naar de auto en naar huis.

En nee, ik heb geen garantie dat het niet weer gaat gebeuren. Zo af en toe fibrileert mijn boezem. Maar gelukkig ken ik mijn lijf goed dat ik weet wat voor mij ‘abnormaal’ is. Tot nu toe heeft mijn lichaam het altijd weer hersteld en ik ga er vanuit dat het de eventueel volgende keer weer gebeurt. Ik had mezelf vrijdag genezen verklaard van de kuitblessure, maar hardlopen laat ik dit weekeinde nog maar even zitten.

WP_20150207_015

8 van Apeldoorn met kuitkramp

Acht kilometer rennen, dat doe ik toch even? Vorige week kreeg ik een berichtje dat er nog een plekje over was in het businessteam van Wegener. Ik had me bewust niet ingeschreven voor de tien mijl omdat het mij vorig jaar slecht was bevallen. Niet de loop zelf, maar wel daarna. Een paar weken zwaar verkouden en weinig zin in hardlopen. Dus geen minimarathon dit jaar. Maar goed, deze uitnodiging kon ik niet laten lopen om toch mee te doen. Acht kilometer draven. Ik kende de route en dus ook de klim van de Wilslaan. En die is niet mals. Vorig jaar kwam ik al hijgend boven en dat was nu niet anders. Trappelend van ongeduld stonden we aan de startstreep. Zover mogelijk naar voren want je weet nooit wat voor je start en dat voorkomt veel inhalen. De regen vlak voor de start mocht de pret niet drukken, het maakte wel nat. Ook begon, met nog drie minuten voor de start, mijn horloge raar te doen. Vermoedelijk iets te veel water meegekregen. Ik heb dat ding ooit een keer laten voorzien van een nieuwe accu en waarschijnlijk is hij niet helemaal  waterdicht. Een keer resetten hielp niks. Dus maar van start zonder tijd en dus op gevoel lopen. De eerste kilometer hield ik me redelijk rustig, hoewel ik later van Tanja hoorde dat deze binnen vijf minuten ging. Ik zag een gaatje en zette aan en ging rechts van de weg lopen om snellere lopers de kans te geven langs mij heen te lopen. Het ging lekker op de Jachtlaan. Ik wist dat na dik twee kilometer de Wilslaan kwam, de vermaledijde klim naar het vier kilometerpunt. Vorig jaar kwam ik al hijgend en proestend boven en ook dit jaar was hij zwaar. Kleinere passen en vooruitkijkend naar boven. De snelheid ging naar beneden, maar hoever, ik had geen idee. Links en rechts gingen andere lopers mij voorbij en af en toe haalde ik een in. Bij de tijdmeting zag ik een tijd van ergens in de 20 minuten. Goede tijd, leek me. Net boven de vijf minuten per kilometer. Bij de verzorgingspost een paar kleine slokjes water, vijf stappen rustig aan en dan rechtsaf naar beneden. Alsof het met zevenmijlslaarzen naar beneden ging. Kilometertijd van 4.30 min/km. En toen werd het vlakker. Het ging nog lekker, hoewel ik de stuk lang vond. Ergens heel ver weg stond een auto en ik kon zien dat we rechtsaf moesten. Nog even doorzetten tot aan de Amersfoortse weg, rechtsaf en in gestrekte draf richting finish aan de Loolaan. Op het moment dat we bij De Naald rechtsaf gingen en ik de finish zag schoot de kramp in mijn kuit. Nog een paar honderd meter, maar het ging niet echt lekker meer. Even dreigde ik te moeten gaan wandelen of nog erger: strekken om de kramp eruit te krijgen. Ik besloot zo goed en kwaad mogelijk te blijven rennen. Dan maar een paar dagen extra last van de kuit. De eerste boog, en de tweede. Het ging moeizamer, maar het juichende publiek en de speaker zweepten me op. Op de finish kijken wat mijn eindtijd was: ergens in de 52 minuten. Verdorie, mijn doel niet gehaald. Ik strandde op 51 seconden. Maar toch: een redelijk goede tijd gezien de omstandigheden. Koud en nat en geen richtlijn doordat mijn horloge het niet goed deed. Uiteindelijk toch tevreden met 42.51.

WP_20150202_004

waterdicht.

Lopen-treinen-lopen

Ik had natuurlijk geen slechtere dag uit kunnen kiezen om te kijken hoe het is om boven de 21 kilometer hard te lopen. Toen ik zaterdagmorgen wakker werd zag ik – zelfs zonder mijn bril op te zetten – dat de lucht een vreemde kleur had. Een oranjeachtige kleur. Toen ik opstond en uit het raam keek zag ik het: een laag sneeuw. Ik had er totaal geen rekening mee gehouden toen ik mijn snode plan formuleerde. Van Zwolle naar Den Ham hardlopen en dan via de Lemelerberg is het 31 kilometer. Het liefst binnen de 3 uur. De route is zo mooi, vooral over en na de Lemerlerberg. Een andere optie was via Ommen te gaan en dan de schitterende route door het Eerderbos te lopen. De omstandigheden waren op zijn minst niet ideaal. Vooral niet omdat het had gesneeuwd en het ook behoorlijk koud was. Niet de beloofde 5 a 8 graden, wel dooi maar rond de 3 graden. Ik besloot om het toch te proberen, ondanks de klimatologische omstandigheden. Ik had het fietspad gecheckt en er kwamen berichten dat de route via het Eerderbos er niet goed bij lag. In de middag de kleren aan, ik koos voor een wielerjack vanwege de achterzakken, en naar buiten. De eerste meters stampend door de sneeuw om mijn horloge op het fietspad in te drukken. Het fietspad was nat en na een paar honderd meter stond ik al stil voor het verkeerslicht. In de eerste kilometer stond ik vier keer stil, des ondanks een acceptabele tijd. Bij de Wythmenerplas richting Wythmen. Het ging lekker, mooi tempo en het weer viel mee. Na drie kilometer al de handschoenen uit en het wielerjack iets open. Op zich viel het mee. Af en toe een stukje sneeuw en oppassen voor de gladheid. Op het ritme van de muziek kwam Wythmen al snel in zicht. Het oversteken van de Poppenallee kostte iets extra tijd en daarna de lange rechte weg naar Dalfsen. Zes kilometer bijna rechtuit. Ik had de route tot Emmen al vaker gelopen, dus wist wat me te wachten stond. Ik liet bewust het tempo een kwart minuut zakken om niet teveel te vergen en energie over te houden. Vlak voor Emmen moest ik een plaspauze inlassen en dat kostte me meer dan een halve minuut tempo. Ik kon daarna mijn ritme niet meer terugvinden. De klimmetjes richting Dalfsen kostten me meer moeite dan zou moeten en ik zag de trein rijden. Ik dacht na over de route. Een ding was duidelijk: ik moest concessies doen aan mijn plan om 31 kilometer te lopen. Ik kon twee dingen doen. Doorlopen naar Ommen en daar de bus pakken of in Dalfsen zeven minuten gaan treinen naar Ommen en dan doorlopen via het Eerderbos. Optie twee was het meest aantrekkelijk ook omdat ik niet zoveel zin had om de route via Vilsteren te lopen. En vanaf Lemele openbaar vervoer vinden leek me geen optie, dus de route over de Lemelerberg viel af. Ik had nog een kleine tien minuten voordat de trein zou komen, dus ik besloot naar het station te rennen. Ik kon nog net inchecken voor de trein aan kwam rijden en zeven minuten later stond ik dik tien kilometer verder op het station in Ommen voor de laatste acht kilometer. Acht hele zware kilometers, want zoals ik in Dalfsen eindigde begon ik in Ommen. De rust had weinig goed gedaan. Maar goed, het was een training, dus ik besloot om gewoon relaxt door het Eerderbos te lopen en te genieten van de omgeving. En voor wie van plan is om te gaan lopen: het Eerderbos is prachtig. Het fietspad lag in de schaduw, dus het was op sommige plekken wat glibberig en de klimmetjes zijn steil en pittig. Maar de omgeving maakt veel goed. Ik wilde een tempo van gemiddeld tien kilometer per uur zien vast te houden. En dat lukte behoorlijk. Nog even een korte plaspauze en het laatste stuk. Op 18.18 zette ik mijn horloge stil en keek naar mijn tijd, een kleine drie minuten langzamer dan in Egmond. Al met al geen slechte tijd voor een slechte training. Nu wachten op mooier weer om toch een keer mijn plan uit te voeren. De nieuwsgierigheid blijft

Met een kuchje op de bank

Een kuchje, een hoestje en een snotterend neusje. Het gevolg van de halve van Egmond? Het begint traditie te worden, voor zover je na twee keer van een traditie kunt spreken. Vorig jaar had ik het ook. Nu weet ik wel dat je na een forse inspanning een lower level hebt van je weerstand. Dus ergens is het logisch. Daarnaast ben ik door en door nat geregend bij het kijken naar de Strandrace, de dag voor de halve marathon. Het betekent wel dat ik inmiddels vijf dagen met de beentjes op de bank zit. Hoestend, proestend en lichte hoofdpijn; dus weinig zin om te gaan rennen. Ik betwijfel of het zin heeft om te gaan hardlopen. Waarom zou je gaan hardlopen als je niet helemaal fit bent? Ik moet wel dat kleine duiveltje bestrijden dat tegen mij zegt dat ik de loopschoenen aan moet trekken. Mijn gezonde verstand zegt dat het beter is om het niet te doen. Ik ben bezig met mijn planning voor dit jaar en daarin staat onder meer de Stationsloop [Ommen naar Dalfsen], de halve van Zwolle en de halve van Lauwersoog naar Ulrum. Dat is van eind mei tot eind juli. Dus ik heb voldoende tijd om mij voor te bereiden. Daarnaast heb ik geen zin om in een lopersdipje terecht te komen, zoals vorig jaar. Toen liep ik van februari tot en met juli nog geen veertig kilometer per maand, terwijl ik normaal gesproken tussen de 80 en 120 kilometer per maand loop. Vorig jaar was ik twee keer ziek, dat ga ik proberen te voorkomen door in ieder geval nu lekker uit te zieken. En daarbij, met de beentjes op de bank bevalt me op dit moment ook wel. Ik ga van dag tot dag bekijken wanneer ik mijn loopkleding weer aan ga trekken.

reinegmond215

Stijve beentjes na halve Egmond

Poeh poeh, the day after Egmond. Met stijven benen op de bank. Maar het is het wel waard! Méér dan, zelfs. Maar wat is het een afstand: 21 kilometer. En dan de eindtijd: net onder de twee uur. Ik had zelf iets meer gehoopt, maar dat terzijde. De omstandigheden waren niet ideaal om een toptijd te lopen en ik ben iets te lief geweest. Vooral voor mijzelf. Ik had domweg wat harder moeten lopen en op de lastige stukken – ik wist dat ze kwamen – ietsje assertiever moeten zijn. Met name de eerste drie kilometer en het stuk halverweg door de heuvels. Maar goed, het zij zo en mijn eindtijd van 1.59.22 staat en is voor verbetering vatbaar. Maar wat was het een strijd tegen de wind. Vooral het stuk richting vuurtoren, straffe wind tegen en opwaaiend zand. Dat was al te merken tijdens de plaatselijke ronde van drie kilometer. Het was druk, heel druk. Ik heb de indruk dat de groepen iets sneller achter elkaar werden weggeschoten dan vorig jaar. Maar dat kan ik niet controleren omdat niets te merken viel wanneer de startgroepen voor ons zijn weggegaan. Dit kwam door de harde wind. Het enige was meelopen naar de start en op het juiste moment het horloge indrukken. Geen startboog dit jaar want die was slachtoffer geworden van de harde wind. Dus over de matten en gaan. Maar het was druk, ik wist dat ik in de eerste bocht de rechterkant op moest zoeken, bij de tweede binnendoor om zodoende een paar plaatsen winst te boeken. Maar het tempo lag in de eerste kilometers heel laag: 5.39. Veel meer winst viel niet te  halen omdat het voor mij een golvende massa van hardlopers was. Het ging gelukkig wel wat sneller in de tweede en derde kilometer, maar toen het strand op. De harde wind vanuit zee, de zandduinen en het opspattende water. Tussen het publiek door richting zee. Het gejuich van het publiek viel in het niets van het gehuil van de wind. Jammer genoeg kwam de wind van opzij, ik had het liever iets rugwind gehad en dan op de terugweg wat meer tegen. Want nu moest je oppassen dat je jezelf niet tackelde. De keuze was in het water lopen, op het stukje harde strand of iets naar links in het mulle zand. Ik koos er voor om op het stukje harde strand te blijven lopen. Maar dat was wel het drukste deel. Het tempo bleef rond de 5.30 en dat had ik mezelf ook beloofd. Ik wilde rond de 55 minuten op het tien kilometerpunt zijn om vervolgens in hetzelfde tempo richting de finish te lopen. Ik had niet ingecalculeerd dat ik wat tijd zou verliezen in de heuvels en dat gebeurde wel. Natuurlijk wist ik dat het risico daar was. Ik bleef op het strand zoeken naar het juiste tempo, versnelde wat om even later weer afgeremd te worden omdat ik achter een langzamere loper terecht kwam. Even over mijn schouder kijken of ik er omheen kon. Soms lukte het, soms niet. Ik kwam in 55 minuten van het strand af. Mijn horloge piepte op het moment dat we omhoog moesten, de duinen in. Ik verloor teveel tijd bij de drankpost. Moest stoppen om wat te drinken te krijgen. Een paar slokken en verder. In de duinen werd het opstopping na opstopping. Het tempo zakte en ik wilde niet als een ‘zak’ met tussen de andere lopers doorwringen. Anderen deden dat wel en duwden andere lopers domweg aan de kant. Want het pas is smal in de duinen en de hellingen pijnigen de kuiten. Ik accpteerde mijn verlies en het zou later wel wat beter worden. Ik wilde mijn tempo weer richting vijf en een halve minuut zien te krijgen, dat lukte deels. De meeste kilometers bleef ik steken tussen 5.35 en 5.40. En toen kwam de zeventiende kilometer, toen werd het pas echt lastig. De wind kreeg wat meer vat op de lopers en ik wist dat de laatste vier kilometer heel zwaar gingen worden. Met name de laatste twee kilometer met de straffe wind op de Bloedweg. Natuurlijk wist ik wel dat ik mijn tijd van vorig jaar ging verbeteren, maar ik zag ook dat de grens van twee uur dichterbij kwam. Ik rekende mijn verlies uit tussen de twee en vier minuten. Sowieso wilde ik onder de twee uur blijven. Ik verloor in de laatste vier kilometer tenminste twee hele minuten op mijn eindtijd. Het was zwaar. En toen kwam de Bloedweg nog. Weer een opstopping van langzamere lopers, ik liep door de berm een paar voorbij om mijn tempo proberen te herwinnen. Maar daarmee verspilde ik kostbare kracht. En van een eindsprint was geen sprake meer, het werd een kwestie van uitlopen. Met name de laatste honderden meters, de weg loopt op en de finish lijkt zover weg. Ook omdat ik niet meer wist hoever het nog was naar de finsh. Uiteindelijk kreeg ik het voor elkaar om onder de twee uur over de finishlijn te komen. Een winst van zes minuten en twintig seconden en ook nog eens winst van zo’n 1800 plaatsen in het klassement.

En nee, Egmond is en blijft geen halve marathon om je toptijd flink aan te scherpen. Daarvoor zijn de factoren te wispelturig vanwege het weer en ook de drukte op het parkoers. Het is gewoon heel lastig om je eigen tempo te krijgen omdat er heel veel lopers zijn. Maar ondanks dat is het wel machtig mooi om in Egmond te lopen. Het is en blijft een aanrader. Aan de andere kant heb ik nu de gelegenheid om mijn tijden verder aan te scherpen. De halve marathons van Zwolle en Lauwersoog naar Ulrum staan dit jaar op het programma. Dus lekker trainen richting de zomer.

Zonder mutsje voelt zo kaal

Het is zondag aan het begin van de middag, ik kijk naar buiten. Het waait behoorlijk. Ik kreeg een appje: storm verwacht volgende week. Lekkerrr. Inderdaad, volgende week zondag Egmond. Storm, dat betekent dat het niet gemakkelijk gaat worden. Ik kijk op een van de weersites met de voorspelling van de komende week. Een graad of tien en de stevige wind draait van zuid naar west. Dus wind vanuit zee over het strand. Ik had mezelf een plezierloop beloofd en dat betekent: waar de wind me brengt. Ik besluit om met die wind te gaan spelen. Stukje tegen de wind in, stukje wind achter en zijwind. Gewoon even lekker mezelf testen. Terwijl ik mijn loopkleding aantrek bedenk ik me wat ik volgende week aan moet doen. Een lopersshirt alleen lijkt me niet voldoende. Ik trek een driekwart tight aan met een lopersshirt met korte mouwen en een windjack. Als ik de deur achter me dichttrek voel ik de wind. Windkracht 6 ongeveer? Net als de voorspelling van volgende week. Ik wil naar de dijk, daar waar de wind de meeste invloed heeft. Lekker richting dijk en daarna kijken. Ongemutst ga ik op pad. Foutje, blijkt al snel. De straffe wind is koud over mijn bolletje en het windjack geeft net niet voldoende bescherming tegen de koude wind. De eerste kilometer gaat lekker, rond mijn tien kilometertempo. Richting dijk merk ik dat ik tegen de wind heb, dus op de dijk zijwind. Dat blijkt ook zo te zijn als ik na drie kilometer de dijk op ga. Ik laat mijn tempo zakken naar halve marathonsnelheid. Zestien minuten gelopen. Prima, denk ik. De wind is inderdaad fors en blaast me over de dijk. Mooie zijwind, lekker oefenen. Ik passeer een aantal wandelaars. Van voren komt een vrouw op de fiets en ik aan haar gezicht dat er van achteren ook fietsers komen. Ze weet even niet hoe ze mij moet passeren of dat ze af moet stappen. Ik doe een paar stappen de berm in en ze kan er langs. Twee elektrische fietsers naast elkaar flitsen mij voorbij. De dijk is een kilometer, en ik hou het tempo vast. Maar ik moet ook even een sanitaire stop maken. Ik zoek een plek voor en pitsstop en besluit de resterende vier kilometer, het plan was om een kilometer of acht te lopen, iets onder mijn halve marathontempo te gaan lopen. Na mijn stop zie ik op het smalle pad drie lopers aankomen en ik besluit te wachten tot ze voorbij zijn. Als ze bijna bij mij zijn vraagt de eerste of het goed gaat. Ik knik bevestigend en zet de pas er weer in. Gewoon relaxt uitlopen, niet teveel energie verbruiken en wat zeker belangrijk is: lekker lopen. Ik ga de stad uit, het weidse landschap wacht al op mij. Daar heeft de wind de meeste vat en ik heb de mogelijkheid om een stuk met de wind achter als tegen te trainen. Op het stuk met de wind in de rug verhoog ik mijn tempo met een halve minuut, in de wetenschap dat ik later een stuk wind tegen heb. Het gaat lekker, maar krijg het te warm; als ik linksom het nieuwe fietspad op ga weet ik al weer hoe het is om de wind fors tegen te hebben en ik krijg het koud. Ik probeer op halve marathontempo te blijven lopen. Het lukt goed. Een fietser haalt me bijna plat op het stuur liggend langzaam in. Op acht kilometer kijk ik op mijn horloge, weer 5.44 min/km. En dat met een straffe wind tegen. Als ik de weg over moet steken doe ik even rustig aan. Mijn glazen van de sportbril zijn wat beslagen en dus is het oppassen. Als ik veilig aan de overkant bent zet ik weer vaart. Via het terrein van Zandhove, even een heuveltje meepikken en dan via de nieuwe wijk terug. Mijn tempo zakt wat te veel richting negen kilometer en ik besluit om niet rechtstreeks naar huis te gaan, maar nog even een stukje extra te doen om de tien kilometer vol te maken. Ik wil onder de 56 minuten op de tien zijn en dat lukt ook. En dan is het nog maar vier minuten om het uur vol te maken en om te zien wat mijn tempo was. Uiteindelijk ben ik vlak bij huis en pers er nog even een kort sprintje uit. 10.7 gemiddeld en het ging relatief gemakkelijk. Over kilometer negen ben ik het minst tevreden als ik de kilometertijden op mijn horloge terugkijk terwijl ik naar huis wandel.Maar dat was ook een kilometer met veel haakse bochten, houd ik mezelf voor. Logisch dat je extra tijd verliest. Bochtenwerk is nou eenmaal slecht voor je tempo. Als ik thuis ben app ik terug: net nog even uur gelopen. Ik krijg eentje terug: Net terug van vijftien kilometer in 1.14. Ging redelijk, storm op heen- en terugweg in de rug. Het was ver genoeg. We gaan het zien volgende week. Inderdaad: we gaan het zien volgende week. Een ding weet ik zeker. Ik ga niet zonder mutsje lopen. Dat voelt zo kaal.

Rustdagen

Ik heb dit jaar nog geen meter hardgelopen. Het is al de derde dag in het nieuwe jaar. Het kriebelt wel, maar ik heb mezelf rustdagen beloofd tot zondag: morgen dus. Als compensatie vandaag wel een kleine tien kilometer hardgefietst. Op een gewone [leen]fiets, zonder versnellingen en met een te laag zadel. Ik moest van A [thuis] naar B [garage]. Ik zag het als mooie compensatie om een dik half uur te rossen. Zo hard mogelijk, dus. Na de verkeerslichten bij het winkelcentrum kreeg ik vrij baan op het Steenweteringpad. Ik passeerde soepeltjes een paar hardlopers en hoorde Endomondo de tussentijd van drie kilometer doorgeven. Ik rekende op een kilometer of acht te moeten fietsen. Het ging lekker, wind tegen en af en toe tegemoetkomend verkeer. Op het Zandweteringpad kwam ik weer een paar hardlopers tegen en daarna haalde ik een bejaard paar in dat de hele fietspad in gebruik had. Even ging de man wat naar rechts en ik flitste ze voorbij. Ik zag dat de man schrok, maar mijn bel deed het niet. Sorry, hoor! Vier kilometer in twaalf minuten. Na het verlies bij de verkeerslichten toch kilometertijden van 2.44 per kilometer. Na vijf kilometer werd het even zwaar richting Engelse Werk. Er zit een vals klimmetje in het fietspad. Na het restaurant naar links en daarna weer links over de Spoolderbergweg door. Ik kan er ook overheen, maar dan moet ik stoppen voor de verkeerslichten, dus ik fiets liever naar beneden en aan de andere kant weer omhoog. En dan komt het mooiste stuk over de sluizen om via een stukje Meentheweg weer een fietspad te pakken. Ik hoor de app op het acht kilometerpunt. Het is toch verder dan ik dacht. Een wat oudere hardloper schrikt als ik hem inhaal. Hij is in concentratie. Vervolgens een stuk Turnhoutsweg. Nog een kilometertje. Ik verbaas mezelf dat ik mezelf nog niet in zweet heb gejaagd. Wel hard gefietst, dus mijn conditie is goed. Het is een goed teken voor volgende week zondag als ik weer aan de start sta van een van Neerlands mooiste halve marathons: egmond. Morgen mag ik weer lopen. Ik pieker over de kilometers die ik wil gaan maken. Het is tenslotte het begin van de rustig-aan-week voor de halve marathon. Volgende week een paar keer een kilometer of zes a acht doen en vooral rustig aan. Wat ga ik morgen doen, vraag ik mezelf af. Ik ga mezelf morgen belonen door de route Ik-ga-het-wel-zien lopen. Gewoon de voordeur uitstappen en dan zie ik wel waar mijn voeten mij brengen. Heerlijk!

Hardlopers twijfelen altijd

Hoort twijfel bij hardlopen? Ik heb nagenoeg nog nooit een hardloper voor een wedstrijd gehoord die zei dat hij een toptijd ging lopen. Altijd is er de twijfel en ook de ‘smoesjes’. Als je voor een wedstrijd met andere hardlopers praat dan hoor je nooit dat ze goed getraind zijn, maar juist te weinig getraind of net niet in vorm en vooral dat ze niet weten hoe het gaat. Er is dus altijd twijfel voor een wedstrijd. Ik vroeg oudejaarsdag een aantal lopers en ik kreeg hetzelfde als altijd te horen. En over verwachtingen praten hardlopers al helemaal niet of ze bouwen een fikse marge in. Er is dus altijd twijfel over de komende prestatie. En dat maakt het op zich natuurlijk leuk. Want als de omstandigheden maar iets wisselen dan heeft dat invloed op de prestatie. Te warm, te koud, te nat of teveel wind. Ook ik maak me er schuldig aan om ook een deel van mijn prestatie buiten mezelf te zoeken. Ik ben niet echt een warm weer-loper. Als het boven de 20 graden komt dan wordt het voor mij al heel lastig om optimaal te presteren. Te koud is ook niet goed voor mij, want dan kleed ik me te warm. Ik ben een koukleum en rondom het vriespunt dan heb ik domweg de neiging om teveel kleren aan te trekken om het maar niet koud te krijgen. Net als dat je me niet in het koude bad in een sauna krijgt. Ik vind het verschrikkelijk om het te koud te krijgen. En toch, is er een handvat voor kleding: kleed op tien graden warmer dan de temperatuur is. En al heel snel kun je dan in een shirtje en driekwarter of korte broek lopen. Vanmiddag zag ik een hardloper voorbij komen in een katoenenshirt en een voetbalbroekje aan. En het was toch best frisjes met een fiks windje. Ik zou al denken aan een shirtje en een windjackje met een lange tight. En toch, je loopt je vanzelf warm, vaak al met een paar honderd meter. Het is dus beter om zo lang mogelijk te wachten voor de start om de extra kleren uit te trekken en dan van start te gaan. Het is ook een van de dingen die ik volgende week zondag beter wil doen dan oudejaarsdag. Iets lichter gekleed van start gaan. En tsja, als je het warm wil krijgen moet je harder lopen. Daarbij helpt lichtere kledij ook om beter warmte af te voeren. Te hoge lichaamstemperatuur heeft direct invloed op de prestatie. Je kunt het beter te koud dan te warm hebben. En dat geldt dus ook voor mij als koukleum! Ik zag het twee jaar geleden ook aan de atleten tijdens de halve marathon van Egmond. De dames en heren stonden gekleed in een kort broekje en een mouwloze shirtjes, zij het wel met handschoenen en het vroor twee a drie graden. Toplopers zie je eigenlijk altijd luchtig gekleed. Kortom: een goed voorbeeld dient ook een goede navolging, zeker van mij

Toptijd, deel I

Hij is binnen, de nieuwste snelste tijd op de tien kilometer. Ik wilde oudejaarsdag een poging doen om een toptijd te verbeteren en dat lukte. Ik wilde onder de 54 gaan lopen, het werd zelfs onder de 53, om exact te zijn 52.57. Okay, het had sneller gekund, het had nog beter gekund. Ik ben niet helemaal tevreden, maar toch. Mijn toptijd is nu met anderhalve minuut verbeterd en dat is mooi. Heel mooi. Maar ik moet de kleine foutjes die ik maak er nog uithalen. Foutjes als net te warm gekleed, nog wat meer doorzettingsvermogen kweken en vooral nog wat sneller lopen. Maar goed, het ging goed daar in Den Ham. Met zo’n tweehonderd lopers stonden we klaar voor de oudejaarsloop. Het is altijd gezellig in de kantine van de plaatselijke VV. Je komt bekenden tegen, praat wat met mensen en niemand is in vorm. Iedereen twijfelt, maar dat hoort volgens mij bij een hardloper. Een aantal had al een tijdje niet getraind, een ander heeft nieuwe schoenen en een derde heeft een verkoudheidje gehad. Kortom: iedereen heeft een marge ingebouwd voor de te verwachten tijd. Nadat de jeugd heeft gelopen is het tijd om wat in te lopen. Een rondje rondom het trainingsveld, kleding in de tas en dan naar de start. Het is altijd even wat dringen omdat de startlocatie smal is. De meeste lopers zijn nerveus, en wordt wat geprutst met oortjes, schoenen worden strakker getrokken en sommigen staan om zich heen te kijken. Nog een paar minuten en de horde mag vertrekken. Het startschot komt toch altijd iets sneller dan je denkt en de lopers gaan op weg. Ik had een plan gemaakt om aan een snelste tijd te komen. Zo lang mogelijk rond de 5.15 blijven lopen en dan de laatste kilometers kijken hoe ik er voor stond. Maar het loopt altijd anders. Ik opende twintig seconden te snel. Ik keek na een kilometer op mijn horloge en zag dat het ietsje te snel ging om tien kilometer vol te houden. Maar goed, ik bouwde aan een marge met de tijd die ik nodig had op de vijf kilometer om de tweede vijf goed door te komen. Ik liet mijn snelheid ietsje zakken om rond de 5.15 uit te komen. En dan zie je dat je in een soort vacuum terecht komt. De groep waar je in zit loopt langzaam weg, en achter valt een gat. Na drie kilometer loop ik alleen. Honderd meter voor mij zie ik een kwartet lopen, ik kijk achterom en zie niemand. Ik draai het startnummer op mijn rug, dat vind ik lekkerder dan dan het voor mij fladdert. Maar goed, in gedachten aanhaken bij de lopers voor mij. Het tempo is goed richting vier kilometer, en dan met name het punt waar je weet dat je in de volgende ronde nog tweehonderd meter rechtdoor moet. Ik sla rechtsaf richting vier kilometer en het punt waar de vijf kilometer linksaf gaat richting finish en de tien kilometer rechtsaf voor de tweede ronde. Ik ga rechtsaf en zie een loper voor mij een striptease plegen. Hij trekt zijn shirt uit, ondershirt gaat uit en het shirt weer aan. Ik wil bij hem zien te komen, maar ik voel ook dat mijn tempo wat zakt. Ik check mijn horloge  en mijn vermoeden klopt. Vijftien seconden verlies in een kilometer zie ik. Ik reken mijn vijf kilometertijd door en weet dat ik mijn toptijd ga verbeteren. Het wordt langzaam zwaarder, ook omdat ik nog steeds helemaal alleen loop. Het grootste deel van de tien kilometerlopers loopt voor mij, achter mij misschien nog een man/vrouw of twintig. Ik weet het niet, want het is niet te zien. Als ik na zeven kilometer weer richting de Meersendijk staan twee kinderen langs de weg te kijken. Het jongetje roep: ‘Ik loop even met je mee’. Hij vertelt onder het lopen dat hij met de kinderrun heeft meegedaan, de anderhalve kilometer en dat hij vorig jaar 28e was geworden, dit jaar was het een stuk beter. Net geen podium. We kletsen wat en voor ik het merk ben ik op de Meersendijk. Ik kan de afslag zien waar ik rechtdoor moet om op tien kilometer uit te komen. Met zes kilometer had ik mijn zwakste kilometer: 5.32 en ongemerkt was ik wat gaan versnellen. Er staat een man bij de afslag die wijst dat ik rechtdoor mag. Ik kom collegalopers tegen en steek mijn duim op. Goed gedaan! Ik kijk achterom en zie een duo en even daar achter een kwartet lopers aankomen. Zij hebben de race iets beter ingedeeld dan ik want ze komen langzaam dichterbij zie ik als ik terugloop. En dat hun tempo iets hoger ligt merk ik een paar honderd meter. Eerst komt een vader met dochter voorbij en op de negen kilometer ook nog het kwartet. Twee keer probeer ik aan te pikken, maar dat lukt maar kort. Ik reken op negen kilometer uit wat mijn tijd gaat worden en weet dan al dat ik mijn tijd ga verbeteren. Even bal ik mijn vuist en ren door. Het is minder dan een kilometer, ik maal er niet om dat het kwartet ietsje verder is weggelopen. Ik ga linksaf en de vrijwilliger wijst me er op dat mijn startnummer nog op mijn rug is gedraaid. Ik draai het terug voor de finish. Op het voetbalveld versnel ik nog even richting finish, verstopt achter de kantine. Even rechtsaf, links en dan richting finish. Mijn horloge piept als ik richting finish loop: 10 kilometer. Ik zie een tijd van een lage 53 en ben blij. De speaker vertelt nog even dat wij in Zwolle een hele mooie halve marathon organiseren, maar ik hoor het niet meer. Ik ben blij. Dan ontmoet ik Elsa, medeblogster en hardloopster. Ze was al uitgezweet want ze was al een minuut of vijf binnen. We praten even, leuk om iemand te ontmoeten die je al een tijdje volgt. Ik ga even terug om een bekertje lauwe thee te pakken. Heerlijk is het om met een goed gevoel over de finish te komen. Pas nu breekt het zweet me uit onder mijn muts. Ik zoek mijn spullen op in de kantine, kopje koffie en op naar de oliebollen.

Het is het eerste succes in mijn tweeluik. Nu richting de halve marathon van Egmond. Mijn plan is om onder de twee uur te gaan duiken. Gezien mijn laatste keer dat ik twintig kilometer liep, moet dat mogelijk zijn. De komende anderhalve week een beetje relaxt trainen, volgende week een relatieve rustweek om zondag 11 januari fris en fruitig aan de start te staan. Maar goed, het moet wel een klein beetje meezitten. Vooralsnog zien de verwachtingen er slecht uit. Negen graden en regen. Een ding weet ik wel: het wordt luchtiggekleed aan de start staan. Een van de verbeteringen ten opzichte van oudejaarsmiddag.

#geenzin

A walk through the park schreef ik vandaag bij mijn hardloopactiviteit van vandaag. Dit jaar meer dan 750 loopkilometers en ik kom zo ongeveer uit op 800 dit jaar. Maar goed, een wandeling door het Zandhovenpark is er vandaag toch van gekomen. Ik had er namelijk geen zin in om te gaan lopen. De korste dag van het jaar. Donkere wolken, harde wind; eigenlijk kun je het geen weer noemen. Het is weer van niks. Mede daarom heb ik vandaag er lang tegenaan gehikt. Ik mocht volgens mijn loopschema twaalf kilometer lopen, maar dat het er niet van zou komen wist ik vanmiddag wel. Toen ik de hond uitliet voelde ik een licht pijntje in mijn knie en even schoot de gedachte door mijn hoofd om de training van vandaag gewoon af te blazen. Lekker met de beentjes op de bank blijven zitten en Serious Request kijken, zoals ik de afgelopen dagen al heb gedaan. Maar toch, ergens is het kleine duiveltje dat mij signaaltjes geeft om toch te gaan lopen. Ik had uiteindelijk meer argumenten om wel te gaan dan om thuis te blijven. Dus in de loop van de middag – de middaglunch moest nog even zakken – toch maar naar boven om mijn loopkleding aan te doen. Niet te warm, maar ook niet te koud kleden. Het was een graad of zeven, dus wat lichte kleding met een windjack was voldoende. De schoenen stonden nog beneden en waren voldoende droog na de schoonmaakbeurt van gisteravond. De hond enthousiast te blaffen zodat hij mee mag met hardlopen. Dus schoenen aan en naar buiten. De moeilijkste stap is niet die buiten de deur, maar van de bank naar boven om loopkleding aan te doen. Als je eenmaal over die drempel bent dan komt het gevoel vanzelf. Als de hond meegaat dan kan ik niet verder van huis dan door het Marsbos, maar daar zijn routes voldoende te bedenken om een flink aantal kilometer te lopen. Ik probeer dan routes te lopen zodat ik niet twee keer hetzelfde stukje loop of bedenkt andere leuke dingen. Dat lukt tot een kilometer of tien, maar dan heb ik ieder pad van het bos gehad. Het bos biedt dus volop mogelijkheden om leuke routes te lopen. Ook rondom Zandhove is altijd leuk en dan door het parkje naar het bos. Ik ben er al zo vaak geweest zodat ik iedere meter ken en dus ook weet wanneer ik weer een kilometer heb afgelegd. En toch zat ik vandaag er flink naast. Ik zat zo in mijn ritme dat ik dacht bij drie kilometer te zijn, maar ik was al ruim zeshonderd meter verder. Het enige wat ik wilde was een tempo lopen dat rond mijn tien kilometer-split lag om alvast te oefenen voor over anderhalve week. Lekker tempo zo rond 5.30/km en de afstand zes a zeven kilometer. Dat het dan zeven wordt is logisch… De eerste drie gingen dus heerlijk. Ik had het piepje van drie kilometer blijkbaar niet gehoord en was dus al verder dan ik dacht. Na het bos volgde het rondje rondom de Oude Mars, door de nieuwe woonwijk en dan langs de Wijheseweg weer terug. #geenzin veranderde in #lekker toen ik het piepje zes kilometer zag en nog één voor de boeg had. Gewoon de laatste kilometer nog even uitsjouwen en dan vooral het laatste stukje nog even doorzetten met de wind tegen. En dan uiteindelijk stoppen met #goedgevoel.

WP_20141220_009

Startnummer

Egmond wordt omschreven als de meest legendarische halve marathon van Nederland. Tenminste dat schrijft Le Champion. Het hele jaar houd ik mijn hardloopbelevenissen bij. Ik ben begonnen na Egmond van dit jaar. Nog een paar weken en dan is het jaar ‘rond’. Het is mooi om terug te lezen wat je in een jaar meemaakt op hardloopgebied. Zaken die goed gaan, maar ook dingen die niet goed gaan. En ja, van vallen leer je het meest. Maar goed, even naar de realiteit van vandaag.

Een van de momenten dat de spanning begint te stijgen is als je je startnummer toegestuurd krijgt. Vooral of het een mooi nummer is. Het is mijn derde nummer in Egmond: 3223. Een mooi nummer, al zeg ik het zelf. Vandaag mikte de postbode de post van Egmond door de bus. Eerder dan verwacht. De afgelopen week had ik onder het hardlopen nog even gedacht aan mijn startnummer voor dit jaar. Het is dus de derde keer dat ik start in Egmond. De eerste keer op de 10 kilometer startte ik onder 21616, vorig jaar met mijn debuut op de halve 3437. Het is dus mijn derde start in Egmond en voor de tweede keer op de halve. Doelstelling is minstens zes minuten van mijn tijd van vorig jaar af te halen. Ik ben op schema heb ik vorige week gemerkt, want als ik mijn twintig kilometertijd doortel dan kom ik uit onder mijn doelstelling. En die twintig ging relatief gemakkelijk, dus met wat meer inzet moet het mogelijk zijn. Zelfs op het lastige parkoers van Egmond. Want, zo schrijft Le Champion: PWN Egmond Halve Marathon trekt jaarlijks op de tweede zondag van januari 17000 hardlopers naar de badplaats. Niemand wil dé winterklassieker aan het begin van het jaar missen. Het evenement staat bekend om het schitterende parkoers langs de kust, maar het strand, de glooiende duinen en de altijd wisselende evenementen maken het niet gemakkelijk. Een smal strand, storm, lage temperaturen of een heerlijke winterzon, lopen in Egmond is altijd weer anders. Snelle tijden zijn dan ook geen prioriteit.

En juist ik wil gewoon een stuk sneller zijn dan vorig jaar. Het mooie is als je een keer hebt gelopen dat je de hele route kunt visualiseren. Dat doe ik dan ook regelmatig. Gewoon even in gedachten de route nalopen en kijken naar de punten waar het moeilijk is of waar juist winst is te boeken. Nadenken over de tussentijden die ik wil gaan lopen en die vast in mijn geheugen prenten. Ik weet nog de moeilijke punten van vorig jaar, maar ik ben nu beter voorbereid daarop. Met name de eerste twee kilometer in de duinen waren voor mij een kwelling. Daar had ik vorig jaar niet op gerekend en dus een fikse tegenvaller. Ik dacht: van het strand af en dan in gestrekte draf terug naar Egmond, maar toen begonnen die hellingen. Ik ben domweg veel tijd verloren in die twee kilometer. Vanaf kilometer zeven kan ik de komende editie winst gaan boeken op vorig jaar. Maar goed, als het stortregent dan is er niks aan om dik twintig kilometer hard te lopen. De gemiddelde temperatuur rond half januari is zes graden. Twee jaar geleden was het -2 en vorig jaar 5 graden, maar wel smal strand. Ik heb al gezien dat we breed strand hebben, nu nog een windje achter op het strand en een lekker zonnetje. Of moet ik toch hopen op extreme temperaturen met sneeuw, wind en dergelijke om de toch heroïsch[er] te maken? Het weer is het enige dat niet te beïnvloeden is, dus daar maar geen ‘zorgen’ over maken. Uiteindelijk heb ik het te doen met het weer van dan, over vier weken…

10850079_803246109742090_5218589476301170547_n

Niet anoniem meer zijn

Ik heb er een tijdje naar gezocht, een leuke armband om te gebruiken voor hardlopen. Normaal gesproken stak ik altijd mijn rijbewijs bij mij als ik ga sporten. Reden is simpelweg dat als mij iets overkomt dat men niet met een ‘onbekende man’ te maken heeft. Je leest het te vaak dat mensen iets overkomt [overlijden in het ergste geval] en dat men niet weet wie het is. Ik hoef nou niet meer mijn rijbewijs mee, tenzij ik wordt aangehouden door de politie en ik kan me niet legitimeren, als ik ga sporten. Ik heb nu een ID-tag om mijn informatie te geven over wie ik ben en wie men moet bellen als er iets aan de hand is. De hulpverleners weten nu wie ik ben en hebben mijn informatie.

Ik vond het altijd heel lastig om mijn rijbewijs mee te nemen. Soms vergat ik dat het nog in mijn broek of shirt zat en was ik het kwijt. Ik moet het risico maar nemen dat het geen officiele legitimatie is, maar wel voldoende voor hulpverleners om te weten wie ze voor zich hebben. En ach, waarom zal de politie een hardloper aanhouden. Je ziet ze immers bijna nooit. Nee, dan vind ik veel belangrijker dat hulpverleners weten wie ik ben en mij kunnen traceren. Eventueel kunnen ze ook nog mijn huisarts bellen, want dat nummer staat er ook in.

WP_20141217_005

Wie nog een armband zoekt: SOSarmband

Alvast vooruit kijken

De feestdagen van december naderen. Weemoedigheid viert hoogtij. Al weer een jaar voorbij, dus. Maar er staat ook weer een nieuw jaar voor de deur en dat betekent plannen maken. Ik duik in de jaaragenda van de loopjes in 2015. Welke kruis ik aan in mijn agenda omdat ze domweg leuk, uitdagend of ‘to run’ zijn. Nu heb ik de indruk dat Zwolle een echte loopstad is geworden met de vele lopen. Onderhand heeft ongeveer ieder stadsdeel zijn eigen run. Zwolle-Zuid, Stadshagen, Berkum, Assendorp, Aalanden en natuurlijk het centrum met de halve marathon. In het afgelopen jaar heb ik ze allemaal ‘gemist’. Zwolle-zuid te laat met inschrijven, de halve marathon op vakantie en ook voor Berkum was ik te laat omdat het inschrijven in mijn vakantie moest gebeuren. Daarbij komt dat de populaire lopen al in no-time vol zitten. Het voordeel is wel dat daarna volop startbewijzen te koop zijn, al dan niet malefide. Volgens mij moet je behoorlijk opletten of alle te koop aangeboden startbewijzen wel koosjer zijn. Gelukkig is er de sites zoals http://www.startbewijshulp.nl en http://www.runner.meetingpoint.nl. Ik zou zelf niet zo snel via Marktplaats een startbewijs kopen.
Maar goed plannen voor volgend jaar. Met potlood de midwintermarathon van Apeldoorn en de Dam tot Dam. Midwintermarathon is drie weken na Egmond en is wellicht [nog] te vroeg. En D2D is pas in het najaar. Ik heb in ieder geval twee beloftes lopen. Dalfsen [moest ik dit jaar afzeggen, maar is te leuk om niet mee te doen] en de loop van Lauwersoog naar Ulrum [21.1 km]. Het is de 25e editie, eind juli. Dan ben ik als het goed is terug van het beklimmen van de Stelvio, Gavia en Mortirolo en kan ik fris en fruitig aan de start staan. Ik heb al onderdak geregeld, dicht in de buurt nog wel. In juni wil ik toch wel weer aan de halve marathon van Zwolle meedoen. Er is in ieder geval genoeg te doen als ik op inschrijven.nl kijk. Er staan inmiddels al bijna 300 evenementen op.
Ik hoop alleen dat de kosten van startbewijzen een beetje binnen de perken blijven.

Geëvenaard

Sinds ruim een jaar staat mijn record 10 kilometer op 54.33, gelopen in Dalfsen. Het plan is om deze tijd op de laatste dag van dit jaar te verbeteren. Als het allemaal een beetje meezit moet dat lukken en wil ik richting een minutentijd die gelijk is aan mijn leeftijd. Gisteren ging ik op pad om een relaxte, maar strakke 10 kilometer te lopen als voorbereiding op de tien kilometer van Den Ham. Ik wilde aanvankelijk een rondje ‘dijk’ doen. Een strakke 10 betekent niet te hard starten en het tempo simpelweg volhouden. Het weer was goed. Niet te koud [een graad of 6] en geen regen of veel wind. Mijn eerste kilometers gingen lekker en via 5.20 naar de 5.30. Eerst door het Marsbos en dan richting het nieuwe fietspad. Ook de derde kilometer ging in het goede tempo toen ik rechtsaf de Van Arkelweg opging richting Harculo. Ik wilde via de Katwinkelweg [onderdijks] en dan via de dijk terug. Van rechts zag ik een loopster komen en besloot een wedstijdje te doen. Onderdijks is langer dan over de dijk. Na een paar honderd meter keek ik naar rechts en zag de loopster niet. Dus het ging goed. Ook over mijn tijd was ik enthousiast. De vijf kilometer ging in 27.22, een mooie tijd voor mijn doen. Ook de zesde kilometer ging in dezelfde kilometertijd en ik besloot om door te lopen richting Windesheim om zo ongestoord mogelijk de tien kilometer te lopen. Ik rekende dat ik op een 54-er uit zou kunnen komen. Ik voerde het tempo licht op. Ik lag zo’n anderhalve minuut achter op mijn tussentijd van de snelste tien. Dus had ik vier kilometer nog ruim twintig seconden te verbeteren. En dat moest wel mogelijk zijn, gezien mijn huidige conditie. Maar dan moest ik minstens het huidige tempo vasthouden en de tweede zelfs ietsje sneller lopen dan de eerste vijf kilometer. Met een 27.11 zou ik de tijd evenaren. Na zeven kilometer versnelde ik, maar moest wel geluk hebben bij het oversteken van de N337. Ik had nog precies 1.20 goed te maken in drie kilometer. Het moest nog een flinke eindspurt worden, maar ik waagde het erop. Met name om mijn tweede vijf kilometer sneller te lopen. Bij het binnenlopen van van Windesheim keek ik even op mijn horloge. Acht kilometer onder de 44 minuten. Nog tien te gaan in maximaal 10.36. Dat moest lukken. De kruising in Windesheim afgestoken en bij de N337 alle geluk van de wereld dat er geen auto’s aankwamen. Nog dertienhonderd meter in een strakke sprint. Nog even knallen, dus. Het ging me gemakkelijker af dan gedacht en toch de opluchting bij het piepje van de tien kilometer 54.33, exact. Even rustig aan, uithijgen en dan nog het laatste stukje richting huis. Relaxt uitlopen en toch nog even mijn snelste twaalf kilometertijd verbeteren 1.05.53. Kortom: de vorm is er, nu deze vast zien te houden de komende weken. Het is nog twee en een halve week tot de midwinterloop op oudejaarsdag en nog vier weken tot de halve van Egmond.

Stijf

Ik ben zo stijf als een hark, maar wel tevreden. Gisteren twintig kilometer gelopen als voorbereiding op Egmond. Precies over een maand dan is die prettige spanning er weer als voorbode op drie kilometer dorp, zeven over het strand en elf door de duinen terug. Met natuurlijk het toetje: de Bloedweg. Ik kijk er naar uit.

Als voorbereiding gisteren dus 20 kilometer gelopen. Ik was het eigenlijk niet van plan. Want toen ik de voordeur achter me dichttrok voelde ik wat druppels vallen. Maar goed, daar maal ik niet om. Pas als het plenst is het wat anders. Ik wilde in ieder geval een lekkere tien gaan lopen. Niet te snel van start en dan de laatste vijf versnellen. Geheel volgens mijn plan om vooral de tweede vijf kilometer te verbeteren. Het eerste wat je doet bij hardlopen is kijken waar de wind vandaan komt. Ik koos de route om eerst tegen de wind in te lopen om vervolgens het laatste stuk met de wind in de rug te lopen. Dat is altijd lekker. Ik koos voor de route over het dijkje richting Laag-Zuthem en dan via het bos terug naar de stad. De eerste kilometers gingen lekker. Ik focuste me op het bosje aan het einde van de dijk en het ging me relatief gemakkelijk af. Wind niet pas tegen, maar schuin van voren. In een redelijke tijd kwam ik bij het bosje aan en besloot om nu niet via het bos te gaan lopen, maar rechtdoor richting de N35. Dan had ik terug de wind behoorlijk achter. Het oversteken van de weg kostte me een half minuutje en toen ging het echt lekker. Ik verhoogde het tempo met zo’n vijftien seconden per kilometer om een mooi strakke vijf te lopen. Een man die mij op de fiets inhaalde riep jolig: ‘Je bent er bijna’. Ik grijnsde en liep door. Mijn blik gericht op de bocht bij de sauna, en dan de laatste honderden meters naar Wythmen. Ik wilde bij Wythmen oversteken en dan via het tunneltje terug naar huis, uiteindelijk twaalf a dertien kilometer. Mijn bril was beslagen en ik zag niet erg veel. Had ik toch vergeten de glazen op tijd in te smeren. Op een gegeven moment zag ik de borden van de kruising met de IJsselallee, ik was dus al voorbij aan het tunneltje. Ik besloot mijn route te verleggen richting het nieuwe fietspad. Ik keek o op mijn horloge. Ik had mijn besttijd op de 12 kilometer verbeterd. Ik rekende snel. Ik kon ook mijn besttijd op de tien mijl verbeteren als ik een rondje rondom de golfbaan maakte. Het fietspad naar Berkum lonkte en ik sloeg rechtsaf. Het rondje was een kleine vijf kilometer langer dan ik van plan was, maar ik deed het toch. Mijn besttijd op de vijftien ging er aan en ook mijn tien mijltijd ging er met een dikke drie minuten aan. Ik kon dus ook mijn halve marathontijd onder de 120 minuten brengen, rekende ik.
Rondom de golfbaan wist ik mijn tempo vast te houden en het ging me behoorlijk gemakkelijk af. Ik besloot om géén 21-er te gaan lopen, maar bij twintig te stoppen. Ik moest dan zes minuten overhouden tot de twee uur. Nog even tegen de brug op als simulatie voor de Bloedweg en dan het laatste stuk langs de Sekdoornse plas. Ook kreeg ik de laatste twee kilometer tegenwind. En dat was te merken. Het tempo zakte in drie kilometer tijd met vijftien seconden. Het kwam ook omdat het begon te regenen. Met het piepje van de twintig kilometer besloot ik te stoppen en om dit als laatste test te beschouwen voor Egmond om daar mijn gewenste tijd van onder de 120 minuten te halen.

Ik moet dus nog even een maandje geduld hebben. De komende weken nog lekker wat trainen en relaxen om op 11 januari fris en fruitig aan de start te staan. Ik heb vertrouwen gekweekt dat ik relatief gemakkelijk -wat is gemakkelijk tijdens een halve marathon?- de kilometers kan maken. En ja, op oudejaarsdag nog even een wedstrijdje in Den Ham. Altijd leuk én gezellig.

Het zaakje warm houden

Het is inmiddels eind november en het is koud, heel koud. Okay, het vriest niet maar toch met deze wind. Met vier graden en een stevige bries tegen is het toch een klus om goed gekleed voor de dag te komen. Niet te warm, maar zeker niet te koud. Eigenlijk moet je je kleden op twee omstandigheden: wind tegen en wind achter. Ik had de eerste tien kilometer de wind schuin tegen, dat wist ik al. Dus kleden op de meest koude omstandigheden. Een body, gecombineerd met een loopshirt en een wielerjack. Vooral de laatste is handig om wat te eten of te drinken mee te nemen. Ik koos ook voor de winterse tight met een onderbroek om het ‘zaakje’ een beetje warm te houden. Een jaar of twee geleden vergiste ik me in de kou en dat heb ik geweten, dus dat overkomt me zeker niet weer. Ik heb enige tijd geleden geinvesteerd in twee onderbroeken die het warm houden. Okay, het was een aanbieding: twee voor de prijs van anderhalf. Aan de andere kant loop je jezelf wel warm en als je dat niet doet dan loop je niet hard genoeg.

Ik heb nog zo’n zes weken tot de volgende halve marathon. Na de Dam tot Dam had ik geen langere afstand getraind dan twaalf kilometer. Dus besluit ik maar eens wat langer gaan lopen en kijken hoe ik er voor sta. Ik wilde in ieder geval zestien lopen en rond de tien kilometer kijken of ik wellicht nog een ommetje ging maken richting achttien of negentien kilometer. Maar toch, als je de stad uitloopt en op het platteland komt dan is de wind toch wat steviger dan je dacht. En dat dacht ik dus ook na twee kilometer. Eerst nog een stuk in de beschutting van het bos, maar daarna was het volle wind tegen. Ik begreep: het wordt dus ploeteren. Vorig jaar om dezelfde tijd liep ik een 15.5 kilometer als training en ik wilde in ieder geval een stukje sneller zijn. Het was toentertijd twee graden warmer en het waaide twee kilometer per uur minder hard. Daarbij had ik na zes kilometer gekozen om wat meer van de wind af te gaan lopen. Ik wilde vandaag tot het ‘gaatje gaan’ en tien kilometer wind schuin tegen volbrengen.

Na een kleine drie kilometer moest ik verplicht een kleine pauze inlassen. Een trekker die bezig was om wilgen te snoeien versperde weg en dat kostte me een klein minuutje voor ik door kon. Het is dan lastig om weer op snelheid te komen, maar goed het is een kwestie van accepteren. Het was overigens wel direct te merken in mijn kilometertijden die met een  kleine vijftien seconden omhoog schoten. Met de straffe wind tegen probeerde ik om mijn tempo wat omhoog te brengen. Ik heb ergens gelezen dat een bepaalde windkracht maar liefst vijftien procent extra energie kost. Verstandig genoeg had ik wat drinken meegenomen en dat kwam goed uit. Na een kleine vijf kilometer het eerste flesje, na tien de tweede en de laatste was afhankelijk van de route die ik ging lopen. En deze tijd van het jaar is de Gravenweg nog kaler dan kaal. Een keer heb ik de hele Gravenweg afgelopen. Dat is een kilometer of zes alleen maar rechtuit lopen. Ik wilde vandaag langs de Wetering lopen met als ontsnappingmogelijkheid een wegje binnendoor. Het was ook om te kijken of ik deze verleiding kon weerstaan. De wetering begint op zes kilometer en dan is het een kleine drie kilometer over een kale dijk met de wind schuin tegen. Anderzijds is het wel mooi focussen op de rij met bomen die het einde van de dijk kenmerkt. Daar is het rechtsaf richting Herxen.

Langzaam nadere het bruggetje over de wetering, de binnendoorroute. Ik weerstond deze verleiding en liep stug door. De muziek van Suits season 4 op mijn oren en verder twee kilometer lege dijk. Ik las deze week dat mensen die zich focussen betere prestaties leveren. Daarbij probeerde ik de techniek van een hoger beentempo. Dat kwam ik vandaag op facebook tegen. Ik probeer het tempo constant te houden. Ik win vijf en verlies drie seconden. En dan kan ik rechtsaf, lekker van de wind af. Ik zie een container en vis een flesje uit mijn zak, drink hem leeg en gooi hem keurig in de kliko. Ik besluit wat te doen. Zestien of achttien kilometer? Ik voel mijn benen en vind zestien genoeg en ga dus rechtsaf langs de N337, richting huis.

Ruim tien kilometer en ik merk dat ik brandstof tekort ga komen. Ik vertraag het tempo wat. Ik had toch tussen de middag geluncht, maar te weinig koolhydraten en dat breekt me op. Na dertien kilometer is de voorraad bijna helemaal op en dat is te merken in het tempo. Het schommelt teveel. Maar hoe dan ook, ik zal die zestien eruit persen. De ochtend van de halve marathon toch maar een paar pannenkoeken eten, besluit ik. Er komt een wielrenner aan. Hij kijkt geconcentreerd naar de grond en ziet mij niet. Ik spring aan de kant, hij schrikt en wijkt uit. Ik ben weer blij links te lopen zodat ik ‘het gevaar’ zie aankomen. Richting vijftien kilometer wordt het zwaarder. Nog anderhalve kilometer. Ik voel de klim van het viaduct nog in de benen. De laatste kilometer is zwaar, kijk constant op mijn horloge hoeveel meter nog is te gaan. Met iedere stap wordt het minder.

Thuis vergelijk ik de data met de Dam tot Damloop. Het verschil is vier seconden per kilometer. Het verschil in tempo was niet groot, de omstandigheden immens. In Amsterdam was het 19 graden en nauwelijks wind. En dan het verschil tussen een wedstrijdloop en een training: de adrenaline.