Het hoeft niet altijd hard te gaan

Het hoeft niet altijd hard te gaan om toch lekker en naar tevredenheid te lopen. Zo ontdekte ik vandaag toen ik samen liep met een zeer, maar dan ook zeer ervaren loopster. Normaal gesproken zou ik het liefst zo snel mogelijk mijn rondje willen lopen, maar ook ik heb lessen te leren. Vooral de les om langzamer te lopen om toch tevreden te zijn en niet constant op mijn horloge te kijken hoe snel, of hoe langzaam het gaat. Twee rondjes door het Heerderbos hebben mij geleerd dat snel niet altijd goed is. En ja, het terrein is niet een vlakke geasfalteerde weg maar constant stijgen en dalen, en wat te denken van zandpaden en modder? Dertig meter hoogteverschil lijkt wellicht niet zo heel veel, maar uiteindelijk krijg je toch wel 186 hoogtemeters voor de kiezen. Het Heerderbos is bijna niet vlak en dat merk je in de kuiten. Een aantal kuitenbijters hakken er soms fors in. Dus geen hoog tempo, maar wel lekker gelopen. Na 17.77 kilometer vond ik het genoeg. Loopmaatje ging nog een paar kilometer door. Ik had sinds Egmond niet meer langer gelopen dan acht kilometer en toen kreeg ik nog last in mijn kuit ook. Dus ik wilde dus voorzichtig zijn om niet opnieuw mijn kuit te forceren zoals in Apeldoorn. En nee, het hoefde niet hard te gaan; maar juist lekker lopen. En dat heb ik gedaan. En als ik dan kijk naar het gemiddelde tempo dan kan ik nog prima tevreden zijn. En ja, af en toe dacht ik ook aan mijn hart hoe het reageerde op de inspanning. En ook dat ging goed. Het reageerde keurig op de heuvels, zoals het moet en zoals ik verwacht. Het Heerderbos is zeker een plek waar ik weer een keer ga lopen. Een goede testplek, natuurlijk naast de Lemelerberg. Want daar is de route nog wat heftiger, voorals als je twee rondjes loopt. En ja, dat ga ik ook nog eens uitproberen. En natuurlijk verder lopen dan 21.1 kilometer, al hoorde ik vandaag dat de eerste vier kilometer verder dan een halve marathon behoorlijk zwaar zijn. Maar dat moet ik zelf gaan ondervinden. Binnenkort… heerdehoogteprofiel

Minuutje sneller

Voor de derde keer denderen over de Lemelerberg. Ik ben nieuwsgierig hoe het mij nu zal vergaan. De eerste keer schrok ik me rot hoe stijl de klimmetjes zijn. Ik had de eerste keer onbevangen gekozen voor de route rechtsom, gerekend vanaf het restaurant op de top. Ik kende de berg alleen van het fietsen. Ik wist wat me te wachten stond. Je kunt dus twee kanten op. Simpel gezegd: rechts en linksom. Rechtsom is het trappetje op langs het restaurant, langs de leeuw, naar beneden en dan omhoog. De route kent steiler klimmetjes dan de andere kant, die klimmen zijn langer en minder steil. Ik was dus gewaarschuwd en begon niet zo enthousiast als de eerste keer. Daarbij wilde ik twaalf a dertien kilometer lopen in plaats van de tien. Dus bouwde ik vanaf het begin enige reserve in. De eerste keer stond ik na dik zeshonderd meter al bijna stil vanwege de eerste klim, dat wilde ik niet weer. De tweede ging het dus al beter en kwam fitter boven na de eerste klim. Ik herkende de punten waar ik wist ook waar ik de winst kon pakken ten opzichte van de eerste keer. Ik wilde domweg sneller zijn na tien kilometer. Toch overrompelde me weer de derde kilometer, het was toch wat steiler dan ik mij herinnerde en kwam met pijn en moeite bij het stukje dwars door de heide. Ik wist dat er een mooie lange afdaling volgde, iets om naar uit te kijken. Na drie kilometer had ik een winst van tien seconden geboekt. Een marge die ik langzaam uit kon gaan bouwen. Na vijf kilometer was het al veertig seconden. En dat was ook het punt dat ik de eerste keer een bordje had gemist en door was gelopen over het fietspad, terwijl ik een route door het bos had moeten nemen. Ik zie het bordje nu wel en duik het bos in over een slingerend pad. Een paar mannen zijn in het bos aan het werk en ik groet ze. Deze route is lastiger dan de vorige keer toen ik een kilometer lang een mooi verhard pad had. Nu is het rul zand. Ik weet dat het lastigste nog moet komen. De steile trap omhoog naar het hoogste punt. Na zes kilometer gaat het langzaam omhoog en ik voel mijn kuiten branden. Dat branden wordt alleen maar erger en ik kom zo ongeveer te wandelen. Ik strompel bijna naar boven, net als de vorige keer. Ik haal een man in die ook met de klim bezig is, groet hem en ga door. Het zweet druipt van de klep van mijn pet, mijn sportbril beslaat. De beloning is als je boven bent dat je naar beneden mag. Het pad is niet mooi, tenminste het eeste stuk, daarna wordt het beter. Ik probeer zo goed en kwaad als mogelijk is de meest egale route naar beneden te vinden. Na een linker bocht wordt het beter en ik voel hoe de zwaartekracht zijn werk doet. Het blijft uitkijken waar je je voeten neerzet omdat het pad door de regen is uitgesleten. Twintig meter harde weg en dan weer door het bos. Na de parkeerplaats is het rechts en honderd meter verderop linksaf weer door het bos. Het pad is lastig te vinden omdat het bedekt is door de herfstbladeren. Ik kijk naar het volgende paaltje en zie hem links. Ik weet dat de laatste klim begint. De marge begint richting de minuut te lopen dat ik sneller ben. Vlak voor negen kilometer wordt ik nog even verrast dat het pad linksaf nog weer omhoog gaat. En het wordt nog steiler, weet ik. zo steil dat ik weer bijna stil kom te staan, maar ik klauter door. Dan begint het stenen pad en ik weet dat ik er bijna ben. Tien kilometer. Ik kijk op mijn horloge. 1.03.06 tegenover 1.04.11 de vorige keer. De winst is dus 1.05. Ik ben boven en ga linksaf, de trap op voor het restaurant langs. Ik wil nog even stukje rennen om de dertien kilometer te halen. Een kilometer meer dan ik zou moeten voor de training. Volgens mijn schema moest ik twaalf kilometer lopen in 1.16.3 en ik zit een half minuutje hoger. Don’t mind, denk ik. Ik verlies wel tien minuten ten opzichte van de vlakke weg. Ik ben blij dat ik sneller ben dan de vorige keer. De nieuwe test is om ook winst te boeken als ik linksom loop. Ik gok dat het in zestig minuten kan. Maar dat moet ik mezelf nog gaan bewijzen. Ik kijk nog even naar de uitslagen van de Gerrit Voortmanloop. Dat zijn hele snelle tijden, maar ik vermoed dat ze niet over alle heuvels gaan, de heuvels die ik wel heb gedaan.

Mountainbiken

Het is even wat anders dan hardlopen, mountainbiken. Een ander woord voor rondcrossen op een 29-er weet ik niet. Deze week twee rondjes gemaakt. Eerst door de Limburgse heuvels en daarna het Westerveldsebos. En wat viel dat tegen: die heuvels van Limburg. Klimmen en klauteren en afdalen. En ondertussen ook nog een lekke band en daarom ook nog een anderhalve kilometer gerend om zo snel mogelijk de achterband vervangen te krijgen. In een afdaling voelde ik hoe mijn achterband steeds verder leegliep en moest de strijd even staken. Gelukkig was een fietsenmaker in Gulpen bereid de binnenband te vervangen. En daarna konden we weer verder richting een van de steilste klimmen die ik ooit heb gedaan. Ik kwam ook niet boven, daar niet van. Het was gewoon te steil en op een 29-er zit je wat hoger zodat je het gevoel hebt achterover te steigeren. Ruim halverwege moest ik afstappen. Het werd echt knallen de 23 kilometer Limburgse heuvels.

Vandaag stond het Westerveldsebos op het schema. Een parkoers dat ik met de mountainbike al vaker had gedaan. Nu voor het eerst op de nieuwe fiets. En wat valt het rondje tegen. Vooral omdat ik het gevoel heb dat een 29-er minder goed bestuurbaar is dan de oude mountainbike. En toch, is het leuk… heel leuk om het rondje te doen. Een kwartier zwoegen, zweten en ploeteren. Maar de fun is daar. En het is een goede onderbreking voor hardlopen.

De afgelopen week heb ik weer eens een snelheidstraining gedaan. Een minuut op topsnelheid en twee minuten uithijgen. Dat heb je wel nodig na een tempo van onder de 3.30 min/km. Al is het maar een minuutje, het zijn hele heftige minuten. Maar goed om te doen, om het lijf te leren wennen aan hogere tempo’s. Het is tenslotte nog een week of 12 tot aan Egmond. Het wordt nog even flink doortrainen om geprepareerd aan de start te verschijnen. Maar ik heb er zin in.