Loop naar de (diepe) hel

Eigenlijk was ik op zoek naar een paar mountainbiketochten in de regio, maar via via kwam ik terecht op de site van de Diepe helloop in Holten. Ik was al een paar keer uitgenodigd door Hendri  Markvoort (een van de drijvende krachten achter de triatlon van Holten) om mee te doen aan deze najaarsloop in Holten. Eigenlijk wilde ik wat wedstrijdjes doen in het Sallandse crosscircuit, maar kon de verleiding niet weerstaan om in Holten te starten. Dus inschrijven. De 10 kilometer zat al vol, vijf vind ik te kort en de 10 mijl bleek verlengd te zijn naar 20 kilometer. Ik had vorige week met niet al teveel moeite 17 kilometer gelopen, dus 20 – als voorbereiding op Egmond – kan ook wel. Daarbij is het lekker om de kuiten te plagen met ‘bergachtig’ terrein. Het is tenslotte de Holterberg waar je tegenop moet. Kan geen kwaad met de Egmondse duinen in het vooruitzicht. De Diepe Hel heb ik vaak gefietst, maar nog nooit gelopen. Dus zaterdag gaat het gebeuren. Een mooie start tijd, om half 1. Rustig ’s morgens ontbijten, extra koolhydraten tanken, indrinken en dan starten. ik ben heel nieuwsgierig hoe het gaat. Ik wil in een rustig tempo naar boven en terug gas geven. Er moet volgens mij een leuke tijd in zitten en het is een goede graadmeter. Oh ja, koolhydraten… ik ken ook iemand die een halve marathon op bruine bonen liep. Ik hou het toch liever op pannenkoeken met spek en stroop en een bananensmootie.

Met een kuchje op de bank

Een kuchje, een hoestje en een snotterend neusje. Het gevolg van de halve van Egmond? Het begint traditie te worden, voor zover je na twee keer van een traditie kunt spreken. Vorig jaar had ik het ook. Nu weet ik wel dat je na een forse inspanning een lower level hebt van je weerstand. Dus ergens is het logisch. Daarnaast ben ik door en door nat geregend bij het kijken naar de Strandrace, de dag voor de halve marathon. Het betekent wel dat ik inmiddels vijf dagen met de beentjes op de bank zit. Hoestend, proestend en lichte hoofdpijn; dus weinig zin om te gaan rennen. Ik betwijfel of het zin heeft om te gaan hardlopen. Waarom zou je gaan hardlopen als je niet helemaal fit bent? Ik moet wel dat kleine duiveltje bestrijden dat tegen mij zegt dat ik de loopschoenen aan moet trekken. Mijn gezonde verstand zegt dat het beter is om het niet te doen. Ik ben bezig met mijn planning voor dit jaar en daarin staat onder meer de Stationsloop [Ommen naar Dalfsen], de halve van Zwolle en de halve van Lauwersoog naar Ulrum. Dat is van eind mei tot eind juli. Dus ik heb voldoende tijd om mij voor te bereiden. Daarnaast heb ik geen zin om in een lopersdipje terecht te komen, zoals vorig jaar. Toen liep ik van februari tot en met juli nog geen veertig kilometer per maand, terwijl ik normaal gesproken tussen de 80 en 120 kilometer per maand loop. Vorig jaar was ik twee keer ziek, dat ga ik proberen te voorkomen door in ieder geval nu lekker uit te zieken. En daarbij, met de beentjes op de bank bevalt me op dit moment ook wel. Ik ga van dag tot dag bekijken wanneer ik mijn loopkleding weer aan ga trekken.

reinegmond215

Stijve beentjes na halve Egmond

Poeh poeh, the day after Egmond. Met stijven benen op de bank. Maar het is het wel waard! Méér dan, zelfs. Maar wat is het een afstand: 21 kilometer. En dan de eindtijd: net onder de twee uur. Ik had zelf iets meer gehoopt, maar dat terzijde. De omstandigheden waren niet ideaal om een toptijd te lopen en ik ben iets te lief geweest. Vooral voor mijzelf. Ik had domweg wat harder moeten lopen en op de lastige stukken – ik wist dat ze kwamen – ietsje assertiever moeten zijn. Met name de eerste drie kilometer en het stuk halverweg door de heuvels. Maar goed, het zij zo en mijn eindtijd van 1.59.22 staat en is voor verbetering vatbaar. Maar wat was het een strijd tegen de wind. Vooral het stuk richting vuurtoren, straffe wind tegen en opwaaiend zand. Dat was al te merken tijdens de plaatselijke ronde van drie kilometer. Het was druk, heel druk. Ik heb de indruk dat de groepen iets sneller achter elkaar werden weggeschoten dan vorig jaar. Maar dat kan ik niet controleren omdat niets te merken viel wanneer de startgroepen voor ons zijn weggegaan. Dit kwam door de harde wind. Het enige was meelopen naar de start en op het juiste moment het horloge indrukken. Geen startboog dit jaar want die was slachtoffer geworden van de harde wind. Dus over de matten en gaan. Maar het was druk, ik wist dat ik in de eerste bocht de rechterkant op moest zoeken, bij de tweede binnendoor om zodoende een paar plaatsen winst te boeken. Maar het tempo lag in de eerste kilometers heel laag: 5.39. Veel meer winst viel niet te  halen omdat het voor mij een golvende massa van hardlopers was. Het ging gelukkig wel wat sneller in de tweede en derde kilometer, maar toen het strand op. De harde wind vanuit zee, de zandduinen en het opspattende water. Tussen het publiek door richting zee. Het gejuich van het publiek viel in het niets van het gehuil van de wind. Jammer genoeg kwam de wind van opzij, ik had het liever iets rugwind gehad en dan op de terugweg wat meer tegen. Want nu moest je oppassen dat je jezelf niet tackelde. De keuze was in het water lopen, op het stukje harde strand of iets naar links in het mulle zand. Ik koos er voor om op het stukje harde strand te blijven lopen. Maar dat was wel het drukste deel. Het tempo bleef rond de 5.30 en dat had ik mezelf ook beloofd. Ik wilde rond de 55 minuten op het tien kilometerpunt zijn om vervolgens in hetzelfde tempo richting de finish te lopen. Ik had niet ingecalculeerd dat ik wat tijd zou verliezen in de heuvels en dat gebeurde wel. Natuurlijk wist ik dat het risico daar was. Ik bleef op het strand zoeken naar het juiste tempo, versnelde wat om even later weer afgeremd te worden omdat ik achter een langzamere loper terecht kwam. Even over mijn schouder kijken of ik er omheen kon. Soms lukte het, soms niet. Ik kwam in 55 minuten van het strand af. Mijn horloge piepte op het moment dat we omhoog moesten, de duinen in. Ik verloor teveel tijd bij de drankpost. Moest stoppen om wat te drinken te krijgen. Een paar slokken en verder. In de duinen werd het opstopping na opstopping. Het tempo zakte en ik wilde niet als een ‘zak’ met tussen de andere lopers doorwringen. Anderen deden dat wel en duwden andere lopers domweg aan de kant. Want het pas is smal in de duinen en de hellingen pijnigen de kuiten. Ik accpteerde mijn verlies en het zou later wel wat beter worden. Ik wilde mijn tempo weer richting vijf en een halve minuut zien te krijgen, dat lukte deels. De meeste kilometers bleef ik steken tussen 5.35 en 5.40. En toen kwam de zeventiende kilometer, toen werd het pas echt lastig. De wind kreeg wat meer vat op de lopers en ik wist dat de laatste vier kilometer heel zwaar gingen worden. Met name de laatste twee kilometer met de straffe wind op de Bloedweg. Natuurlijk wist ik wel dat ik mijn tijd van vorig jaar ging verbeteren, maar ik zag ook dat de grens van twee uur dichterbij kwam. Ik rekende mijn verlies uit tussen de twee en vier minuten. Sowieso wilde ik onder de twee uur blijven. Ik verloor in de laatste vier kilometer tenminste twee hele minuten op mijn eindtijd. Het was zwaar. En toen kwam de Bloedweg nog. Weer een opstopping van langzamere lopers, ik liep door de berm een paar voorbij om mijn tempo proberen te herwinnen. Maar daarmee verspilde ik kostbare kracht. En van een eindsprint was geen sprake meer, het werd een kwestie van uitlopen. Met name de laatste honderden meters, de weg loopt op en de finish lijkt zover weg. Ook omdat ik niet meer wist hoever het nog was naar de finsh. Uiteindelijk kreeg ik het voor elkaar om onder de twee uur over de finishlijn te komen. Een winst van zes minuten en twintig seconden en ook nog eens winst van zo’n 1800 plaatsen in het klassement.

En nee, Egmond is en blijft geen halve marathon om je toptijd flink aan te scherpen. Daarvoor zijn de factoren te wispelturig vanwege het weer en ook de drukte op het parkoers. Het is gewoon heel lastig om je eigen tempo te krijgen omdat er heel veel lopers zijn. Maar ondanks dat is het wel machtig mooi om in Egmond te lopen. Het is en blijft een aanrader. Aan de andere kant heb ik nu de gelegenheid om mijn tijden verder aan te scherpen. De halve marathons van Zwolle en Lauwersoog naar Ulrum staan dit jaar op het programma. Dus lekker trainen richting de zomer.

Zonder mutsje voelt zo kaal

Het is zondag aan het begin van de middag, ik kijk naar buiten. Het waait behoorlijk. Ik kreeg een appje: storm verwacht volgende week. Lekkerrr. Inderdaad, volgende week zondag Egmond. Storm, dat betekent dat het niet gemakkelijk gaat worden. Ik kijk op een van de weersites met de voorspelling van de komende week. Een graad of tien en de stevige wind draait van zuid naar west. Dus wind vanuit zee over het strand. Ik had mezelf een plezierloop beloofd en dat betekent: waar de wind me brengt. Ik besluit om met die wind te gaan spelen. Stukje tegen de wind in, stukje wind achter en zijwind. Gewoon even lekker mezelf testen. Terwijl ik mijn loopkleding aantrek bedenk ik me wat ik volgende week aan moet doen. Een lopersshirt alleen lijkt me niet voldoende. Ik trek een driekwart tight aan met een lopersshirt met korte mouwen en een windjack. Als ik de deur achter me dichttrek voel ik de wind. Windkracht 6 ongeveer? Net als de voorspelling van volgende week. Ik wil naar de dijk, daar waar de wind de meeste invloed heeft. Lekker richting dijk en daarna kijken. Ongemutst ga ik op pad. Foutje, blijkt al snel. De straffe wind is koud over mijn bolletje en het windjack geeft net niet voldoende bescherming tegen de koude wind. De eerste kilometer gaat lekker, rond mijn tien kilometertempo. Richting dijk merk ik dat ik tegen de wind heb, dus op de dijk zijwind. Dat blijkt ook zo te zijn als ik na drie kilometer de dijk op ga. Ik laat mijn tempo zakken naar halve marathonsnelheid. Zestien minuten gelopen. Prima, denk ik. De wind is inderdaad fors en blaast me over de dijk. Mooie zijwind, lekker oefenen. Ik passeer een aantal wandelaars. Van voren komt een vrouw op de fiets en ik aan haar gezicht dat er van achteren ook fietsers komen. Ze weet even niet hoe ze mij moet passeren of dat ze af moet stappen. Ik doe een paar stappen de berm in en ze kan er langs. Twee elektrische fietsers naast elkaar flitsen mij voorbij. De dijk is een kilometer, en ik hou het tempo vast. Maar ik moet ook even een sanitaire stop maken. Ik zoek een plek voor en pitsstop en besluit de resterende vier kilometer, het plan was om een kilometer of acht te lopen, iets onder mijn halve marathontempo te gaan lopen. Na mijn stop zie ik op het smalle pad drie lopers aankomen en ik besluit te wachten tot ze voorbij zijn. Als ze bijna bij mij zijn vraagt de eerste of het goed gaat. Ik knik bevestigend en zet de pas er weer in. Gewoon relaxt uitlopen, niet teveel energie verbruiken en wat zeker belangrijk is: lekker lopen. Ik ga de stad uit, het weidse landschap wacht al op mij. Daar heeft de wind de meeste vat en ik heb de mogelijkheid om een stuk met de wind achter als tegen te trainen. Op het stuk met de wind in de rug verhoog ik mijn tempo met een halve minuut, in de wetenschap dat ik later een stuk wind tegen heb. Het gaat lekker, maar krijg het te warm; als ik linksom het nieuwe fietspad op ga weet ik al weer hoe het is om de wind fors tegen te hebben en ik krijg het koud. Ik probeer op halve marathontempo te blijven lopen. Het lukt goed. Een fietser haalt me bijna plat op het stuur liggend langzaam in. Op acht kilometer kijk ik op mijn horloge, weer 5.44 min/km. En dat met een straffe wind tegen. Als ik de weg over moet steken doe ik even rustig aan. Mijn glazen van de sportbril zijn wat beslagen en dus is het oppassen. Als ik veilig aan de overkant bent zet ik weer vaart. Via het terrein van Zandhove, even een heuveltje meepikken en dan via de nieuwe wijk terug. Mijn tempo zakt wat te veel richting negen kilometer en ik besluit om niet rechtstreeks naar huis te gaan, maar nog even een stukje extra te doen om de tien kilometer vol te maken. Ik wil onder de 56 minuten op de tien zijn en dat lukt ook. En dan is het nog maar vier minuten om het uur vol te maken en om te zien wat mijn tempo was. Uiteindelijk ben ik vlak bij huis en pers er nog even een kort sprintje uit. 10.7 gemiddeld en het ging relatief gemakkelijk. Over kilometer negen ben ik het minst tevreden als ik de kilometertijden op mijn horloge terugkijk terwijl ik naar huis wandel.Maar dat was ook een kilometer met veel haakse bochten, houd ik mezelf voor. Logisch dat je extra tijd verliest. Bochtenwerk is nou eenmaal slecht voor je tempo. Als ik thuis ben app ik terug: net nog even uur gelopen. Ik krijg eentje terug: Net terug van vijftien kilometer in 1.14. Ging redelijk, storm op heen- en terugweg in de rug. Het was ver genoeg. We gaan het zien volgende week. Inderdaad: we gaan het zien volgende week. Een ding weet ik zeker. Ik ga niet zonder mutsje lopen. Dat voelt zo kaal.

Rustdagen

Ik heb dit jaar nog geen meter hardgelopen. Het is al de derde dag in het nieuwe jaar. Het kriebelt wel, maar ik heb mezelf rustdagen beloofd tot zondag: morgen dus. Als compensatie vandaag wel een kleine tien kilometer hardgefietst. Op een gewone [leen]fiets, zonder versnellingen en met een te laag zadel. Ik moest van A [thuis] naar B [garage]. Ik zag het als mooie compensatie om een dik half uur te rossen. Zo hard mogelijk, dus. Na de verkeerslichten bij het winkelcentrum kreeg ik vrij baan op het Steenweteringpad. Ik passeerde soepeltjes een paar hardlopers en hoorde Endomondo de tussentijd van drie kilometer doorgeven. Ik rekende op een kilometer of acht te moeten fietsen. Het ging lekker, wind tegen en af en toe tegemoetkomend verkeer. Op het Zandweteringpad kwam ik weer een paar hardlopers tegen en daarna haalde ik een bejaard paar in dat de hele fietspad in gebruik had. Even ging de man wat naar rechts en ik flitste ze voorbij. Ik zag dat de man schrok, maar mijn bel deed het niet. Sorry, hoor! Vier kilometer in twaalf minuten. Na het verlies bij de verkeerslichten toch kilometertijden van 2.44 per kilometer. Na vijf kilometer werd het even zwaar richting Engelse Werk. Er zit een vals klimmetje in het fietspad. Na het restaurant naar links en daarna weer links over de Spoolderbergweg door. Ik kan er ook overheen, maar dan moet ik stoppen voor de verkeerslichten, dus ik fiets liever naar beneden en aan de andere kant weer omhoog. En dan komt het mooiste stuk over de sluizen om via een stukje Meentheweg weer een fietspad te pakken. Ik hoor de app op het acht kilometerpunt. Het is toch verder dan ik dacht. Een wat oudere hardloper schrikt als ik hem inhaal. Hij is in concentratie. Vervolgens een stuk Turnhoutsweg. Nog een kilometertje. Ik verbaas mezelf dat ik mezelf nog niet in zweet heb gejaagd. Wel hard gefietst, dus mijn conditie is goed. Het is een goed teken voor volgende week zondag als ik weer aan de start sta van een van Neerlands mooiste halve marathons: egmond. Morgen mag ik weer lopen. Ik pieker over de kilometers die ik wil gaan maken. Het is tenslotte het begin van de rustig-aan-week voor de halve marathon. Volgende week een paar keer een kilometer of zes a acht doen en vooral rustig aan. Wat ga ik morgen doen, vraag ik mezelf af. Ik ga mezelf morgen belonen door de route Ik-ga-het-wel-zien lopen. Gewoon de voordeur uitstappen en dan zie ik wel waar mijn voeten mij brengen. Heerlijk!

Toptijd, deel I

Hij is binnen, de nieuwste snelste tijd op de tien kilometer. Ik wilde oudejaarsdag een poging doen om een toptijd te verbeteren en dat lukte. Ik wilde onder de 54 gaan lopen, het werd zelfs onder de 53, om exact te zijn 52.57. Okay, het had sneller gekund, het had nog beter gekund. Ik ben niet helemaal tevreden, maar toch. Mijn toptijd is nu met anderhalve minuut verbeterd en dat is mooi. Heel mooi. Maar ik moet de kleine foutjes die ik maak er nog uithalen. Foutjes als net te warm gekleed, nog wat meer doorzettingsvermogen kweken en vooral nog wat sneller lopen. Maar goed, het ging goed daar in Den Ham. Met zo’n tweehonderd lopers stonden we klaar voor de oudejaarsloop. Het is altijd gezellig in de kantine van de plaatselijke VV. Je komt bekenden tegen, praat wat met mensen en niemand is in vorm. Iedereen twijfelt, maar dat hoort volgens mij bij een hardloper. Een aantal had al een tijdje niet getraind, een ander heeft nieuwe schoenen en een derde heeft een verkoudheidje gehad. Kortom: iedereen heeft een marge ingebouwd voor de te verwachten tijd. Nadat de jeugd heeft gelopen is het tijd om wat in te lopen. Een rondje rondom het trainingsveld, kleding in de tas en dan naar de start. Het is altijd even wat dringen omdat de startlocatie smal is. De meeste lopers zijn nerveus, en wordt wat geprutst met oortjes, schoenen worden strakker getrokken en sommigen staan om zich heen te kijken. Nog een paar minuten en de horde mag vertrekken. Het startschot komt toch altijd iets sneller dan je denkt en de lopers gaan op weg. Ik had een plan gemaakt om aan een snelste tijd te komen. Zo lang mogelijk rond de 5.15 blijven lopen en dan de laatste kilometers kijken hoe ik er voor stond. Maar het loopt altijd anders. Ik opende twintig seconden te snel. Ik keek na een kilometer op mijn horloge en zag dat het ietsje te snel ging om tien kilometer vol te houden. Maar goed, ik bouwde aan een marge met de tijd die ik nodig had op de vijf kilometer om de tweede vijf goed door te komen. Ik liet mijn snelheid ietsje zakken om rond de 5.15 uit te komen. En dan zie je dat je in een soort vacuum terecht komt. De groep waar je in zit loopt langzaam weg, en achter valt een gat. Na drie kilometer loop ik alleen. Honderd meter voor mij zie ik een kwartet lopen, ik kijk achterom en zie niemand. Ik draai het startnummer op mijn rug, dat vind ik lekkerder dan dan het voor mij fladdert. Maar goed, in gedachten aanhaken bij de lopers voor mij. Het tempo is goed richting vier kilometer, en dan met name het punt waar je weet dat je in de volgende ronde nog tweehonderd meter rechtdoor moet. Ik sla rechtsaf richting vier kilometer en het punt waar de vijf kilometer linksaf gaat richting finish en de tien kilometer rechtsaf voor de tweede ronde. Ik ga rechtsaf en zie een loper voor mij een striptease plegen. Hij trekt zijn shirt uit, ondershirt gaat uit en het shirt weer aan. Ik wil bij hem zien te komen, maar ik voel ook dat mijn tempo wat zakt. Ik check mijn horloge  en mijn vermoeden klopt. Vijftien seconden verlies in een kilometer zie ik. Ik reken mijn vijf kilometertijd door en weet dat ik mijn toptijd ga verbeteren. Het wordt langzaam zwaarder, ook omdat ik nog steeds helemaal alleen loop. Het grootste deel van de tien kilometerlopers loopt voor mij, achter mij misschien nog een man/vrouw of twintig. Ik weet het niet, want het is niet te zien. Als ik na zeven kilometer weer richting de Meersendijk staan twee kinderen langs de weg te kijken. Het jongetje roep: ‘Ik loop even met je mee’. Hij vertelt onder het lopen dat hij met de kinderrun heeft meegedaan, de anderhalve kilometer en dat hij vorig jaar 28e was geworden, dit jaar was het een stuk beter. Net geen podium. We kletsen wat en voor ik het merk ben ik op de Meersendijk. Ik kan de afslag zien waar ik rechtdoor moet om op tien kilometer uit te komen. Met zes kilometer had ik mijn zwakste kilometer: 5.32 en ongemerkt was ik wat gaan versnellen. Er staat een man bij de afslag die wijst dat ik rechtdoor mag. Ik kom collegalopers tegen en steek mijn duim op. Goed gedaan! Ik kijk achterom en zie een duo en even daar achter een kwartet lopers aankomen. Zij hebben de race iets beter ingedeeld dan ik want ze komen langzaam dichterbij zie ik als ik terugloop. En dat hun tempo iets hoger ligt merk ik een paar honderd meter. Eerst komt een vader met dochter voorbij en op de negen kilometer ook nog het kwartet. Twee keer probeer ik aan te pikken, maar dat lukt maar kort. Ik reken op negen kilometer uit wat mijn tijd gaat worden en weet dan al dat ik mijn tijd ga verbeteren. Even bal ik mijn vuist en ren door. Het is minder dan een kilometer, ik maal er niet om dat het kwartet ietsje verder is weggelopen. Ik ga linksaf en de vrijwilliger wijst me er op dat mijn startnummer nog op mijn rug is gedraaid. Ik draai het terug voor de finish. Op het voetbalveld versnel ik nog even richting finish, verstopt achter de kantine. Even rechtsaf, links en dan richting finish. Mijn horloge piept als ik richting finish loop: 10 kilometer. Ik zie een tijd van een lage 53 en ben blij. De speaker vertelt nog even dat wij in Zwolle een hele mooie halve marathon organiseren, maar ik hoor het niet meer. Ik ben blij. Dan ontmoet ik Elsa, medeblogster en hardloopster. Ze was al uitgezweet want ze was al een minuut of vijf binnen. We praten even, leuk om iemand te ontmoeten die je al een tijdje volgt. Ik ga even terug om een bekertje lauwe thee te pakken. Heerlijk is het om met een goed gevoel over de finish te komen. Pas nu breekt het zweet me uit onder mijn muts. Ik zoek mijn spullen op in de kantine, kopje koffie en op naar de oliebollen.

Het is het eerste succes in mijn tweeluik. Nu richting de halve marathon van Egmond. Mijn plan is om onder de twee uur te gaan duiken. Gezien mijn laatste keer dat ik twintig kilometer liep, moet dat mogelijk zijn. De komende anderhalve week een beetje relaxt trainen, volgende week een relatieve rustweek om zondag 11 januari fris en fruitig aan de start te staan. Maar goed, het moet wel een klein beetje meezitten. Vooralsnog zien de verwachtingen er slecht uit. Negen graden en regen. Een ding weet ik wel: het wordt luchtiggekleed aan de start staan. Een van de verbeteringen ten opzichte van oudejaarsmiddag.

Startnummer

Egmond wordt omschreven als de meest legendarische halve marathon van Nederland. Tenminste dat schrijft Le Champion. Het hele jaar houd ik mijn hardloopbelevenissen bij. Ik ben begonnen na Egmond van dit jaar. Nog een paar weken en dan is het jaar ‘rond’. Het is mooi om terug te lezen wat je in een jaar meemaakt op hardloopgebied. Zaken die goed gaan, maar ook dingen die niet goed gaan. En ja, van vallen leer je het meest. Maar goed, even naar de realiteit van vandaag.

Een van de momenten dat de spanning begint te stijgen is als je je startnummer toegestuurd krijgt. Vooral of het een mooi nummer is. Het is mijn derde nummer in Egmond: 3223. Een mooi nummer, al zeg ik het zelf. Vandaag mikte de postbode de post van Egmond door de bus. Eerder dan verwacht. De afgelopen week had ik onder het hardlopen nog even gedacht aan mijn startnummer voor dit jaar. Het is dus de derde keer dat ik start in Egmond. De eerste keer op de 10 kilometer startte ik onder 21616, vorig jaar met mijn debuut op de halve 3437. Het is dus mijn derde start in Egmond en voor de tweede keer op de halve. Doelstelling is minstens zes minuten van mijn tijd van vorig jaar af te halen. Ik ben op schema heb ik vorige week gemerkt, want als ik mijn twintig kilometertijd doortel dan kom ik uit onder mijn doelstelling. En die twintig ging relatief gemakkelijk, dus met wat meer inzet moet het mogelijk zijn. Zelfs op het lastige parkoers van Egmond. Want, zo schrijft Le Champion: PWN Egmond Halve Marathon trekt jaarlijks op de tweede zondag van januari 17000 hardlopers naar de badplaats. Niemand wil dé winterklassieker aan het begin van het jaar missen. Het evenement staat bekend om het schitterende parkoers langs de kust, maar het strand, de glooiende duinen en de altijd wisselende evenementen maken het niet gemakkelijk. Een smal strand, storm, lage temperaturen of een heerlijke winterzon, lopen in Egmond is altijd weer anders. Snelle tijden zijn dan ook geen prioriteit.

En juist ik wil gewoon een stuk sneller zijn dan vorig jaar. Het mooie is als je een keer hebt gelopen dat je de hele route kunt visualiseren. Dat doe ik dan ook regelmatig. Gewoon even in gedachten de route nalopen en kijken naar de punten waar het moeilijk is of waar juist winst is te boeken. Nadenken over de tussentijden die ik wil gaan lopen en die vast in mijn geheugen prenten. Ik weet nog de moeilijke punten van vorig jaar, maar ik ben nu beter voorbereid daarop. Met name de eerste twee kilometer in de duinen waren voor mij een kwelling. Daar had ik vorig jaar niet op gerekend en dus een fikse tegenvaller. Ik dacht: van het strand af en dan in gestrekte draf terug naar Egmond, maar toen begonnen die hellingen. Ik ben domweg veel tijd verloren in die twee kilometer. Vanaf kilometer zeven kan ik de komende editie winst gaan boeken op vorig jaar. Maar goed, als het stortregent dan is er niks aan om dik twintig kilometer hard te lopen. De gemiddelde temperatuur rond half januari is zes graden. Twee jaar geleden was het -2 en vorig jaar 5 graden, maar wel smal strand. Ik heb al gezien dat we breed strand hebben, nu nog een windje achter op het strand en een lekker zonnetje. Of moet ik toch hopen op extreme temperaturen met sneeuw, wind en dergelijke om de toch heroïsch[er] te maken? Het weer is het enige dat niet te beïnvloeden is, dus daar maar geen ‘zorgen’ over maken. Uiteindelijk heb ik het te doen met het weer van dan, over vier weken…

10850079_803246109742090_5218589476301170547_n

Alvast vooruit kijken

De feestdagen van december naderen. Weemoedigheid viert hoogtij. Al weer een jaar voorbij, dus. Maar er staat ook weer een nieuw jaar voor de deur en dat betekent plannen maken. Ik duik in de jaaragenda van de loopjes in 2015. Welke kruis ik aan in mijn agenda omdat ze domweg leuk, uitdagend of ‘to run’ zijn. Nu heb ik de indruk dat Zwolle een echte loopstad is geworden met de vele lopen. Onderhand heeft ongeveer ieder stadsdeel zijn eigen run. Zwolle-Zuid, Stadshagen, Berkum, Assendorp, Aalanden en natuurlijk het centrum met de halve marathon. In het afgelopen jaar heb ik ze allemaal ‘gemist’. Zwolle-zuid te laat met inschrijven, de halve marathon op vakantie en ook voor Berkum was ik te laat omdat het inschrijven in mijn vakantie moest gebeuren. Daarbij komt dat de populaire lopen al in no-time vol zitten. Het voordeel is wel dat daarna volop startbewijzen te koop zijn, al dan niet malefide. Volgens mij moet je behoorlijk opletten of alle te koop aangeboden startbewijzen wel koosjer zijn. Gelukkig is er de sites zoals http://www.startbewijshulp.nl en http://www.runner.meetingpoint.nl. Ik zou zelf niet zo snel via Marktplaats een startbewijs kopen.
Maar goed plannen voor volgend jaar. Met potlood de midwintermarathon van Apeldoorn en de Dam tot Dam. Midwintermarathon is drie weken na Egmond en is wellicht [nog] te vroeg. En D2D is pas in het najaar. Ik heb in ieder geval twee beloftes lopen. Dalfsen [moest ik dit jaar afzeggen, maar is te leuk om niet mee te doen] en de loop van Lauwersoog naar Ulrum [21.1 km]. Het is de 25e editie, eind juli. Dan ben ik als het goed is terug van het beklimmen van de Stelvio, Gavia en Mortirolo en kan ik fris en fruitig aan de start staan. Ik heb al onderdak geregeld, dicht in de buurt nog wel. In juni wil ik toch wel weer aan de halve marathon van Zwolle meedoen. Er is in ieder geval genoeg te doen als ik op inschrijven.nl kijk. Er staan inmiddels al bijna 300 evenementen op.
Ik hoop alleen dat de kosten van startbewijzen een beetje binnen de perken blijven.

Geëvenaard

Sinds ruim een jaar staat mijn record 10 kilometer op 54.33, gelopen in Dalfsen. Het plan is om deze tijd op de laatste dag van dit jaar te verbeteren. Als het allemaal een beetje meezit moet dat lukken en wil ik richting een minutentijd die gelijk is aan mijn leeftijd. Gisteren ging ik op pad om een relaxte, maar strakke 10 kilometer te lopen als voorbereiding op de tien kilometer van Den Ham. Ik wilde aanvankelijk een rondje ‘dijk’ doen. Een strakke 10 betekent niet te hard starten en het tempo simpelweg volhouden. Het weer was goed. Niet te koud [een graad of 6] en geen regen of veel wind. Mijn eerste kilometers gingen lekker en via 5.20 naar de 5.30. Eerst door het Marsbos en dan richting het nieuwe fietspad. Ook de derde kilometer ging in het goede tempo toen ik rechtsaf de Van Arkelweg opging richting Harculo. Ik wilde via de Katwinkelweg [onderdijks] en dan via de dijk terug. Van rechts zag ik een loopster komen en besloot een wedstijdje te doen. Onderdijks is langer dan over de dijk. Na een paar honderd meter keek ik naar rechts en zag de loopster niet. Dus het ging goed. Ook over mijn tijd was ik enthousiast. De vijf kilometer ging in 27.22, een mooie tijd voor mijn doen. Ook de zesde kilometer ging in dezelfde kilometertijd en ik besloot om door te lopen richting Windesheim om zo ongestoord mogelijk de tien kilometer te lopen. Ik rekende dat ik op een 54-er uit zou kunnen komen. Ik voerde het tempo licht op. Ik lag zo’n anderhalve minuut achter op mijn tussentijd van de snelste tien. Dus had ik vier kilometer nog ruim twintig seconden te verbeteren. En dat moest wel mogelijk zijn, gezien mijn huidige conditie. Maar dan moest ik minstens het huidige tempo vasthouden en de tweede zelfs ietsje sneller lopen dan de eerste vijf kilometer. Met een 27.11 zou ik de tijd evenaren. Na zeven kilometer versnelde ik, maar moest wel geluk hebben bij het oversteken van de N337. Ik had nog precies 1.20 goed te maken in drie kilometer. Het moest nog een flinke eindspurt worden, maar ik waagde het erop. Met name om mijn tweede vijf kilometer sneller te lopen. Bij het binnenlopen van van Windesheim keek ik even op mijn horloge. Acht kilometer onder de 44 minuten. Nog tien te gaan in maximaal 10.36. Dat moest lukken. De kruising in Windesheim afgestoken en bij de N337 alle geluk van de wereld dat er geen auto’s aankwamen. Nog dertienhonderd meter in een strakke sprint. Nog even knallen, dus. Het ging me gemakkelijker af dan gedacht en toch de opluchting bij het piepje van de tien kilometer 54.33, exact. Even rustig aan, uithijgen en dan nog het laatste stukje richting huis. Relaxt uitlopen en toch nog even mijn snelste twaalf kilometertijd verbeteren 1.05.53. Kortom: de vorm is er, nu deze vast zien te houden de komende weken. Het is nog twee en een halve week tot de midwinterloop op oudejaarsdag en nog vier weken tot de halve van Egmond.

Stijf

Ik ben zo stijf als een hark, maar wel tevreden. Gisteren twintig kilometer gelopen als voorbereiding op Egmond. Precies over een maand dan is die prettige spanning er weer als voorbode op drie kilometer dorp, zeven over het strand en elf door de duinen terug. Met natuurlijk het toetje: de Bloedweg. Ik kijk er naar uit.

Als voorbereiding gisteren dus 20 kilometer gelopen. Ik was het eigenlijk niet van plan. Want toen ik de voordeur achter me dichttrok voelde ik wat druppels vallen. Maar goed, daar maal ik niet om. Pas als het plenst is het wat anders. Ik wilde in ieder geval een lekkere tien gaan lopen. Niet te snel van start en dan de laatste vijf versnellen. Geheel volgens mijn plan om vooral de tweede vijf kilometer te verbeteren. Het eerste wat je doet bij hardlopen is kijken waar de wind vandaan komt. Ik koos de route om eerst tegen de wind in te lopen om vervolgens het laatste stuk met de wind in de rug te lopen. Dat is altijd lekker. Ik koos voor de route over het dijkje richting Laag-Zuthem en dan via het bos terug naar de stad. De eerste kilometers gingen lekker. Ik focuste me op het bosje aan het einde van de dijk en het ging me relatief gemakkelijk af. Wind niet pas tegen, maar schuin van voren. In een redelijke tijd kwam ik bij het bosje aan en besloot om nu niet via het bos te gaan lopen, maar rechtdoor richting de N35. Dan had ik terug de wind behoorlijk achter. Het oversteken van de weg kostte me een half minuutje en toen ging het echt lekker. Ik verhoogde het tempo met zo’n vijftien seconden per kilometer om een mooi strakke vijf te lopen. Een man die mij op de fiets inhaalde riep jolig: ‘Je bent er bijna’. Ik grijnsde en liep door. Mijn blik gericht op de bocht bij de sauna, en dan de laatste honderden meters naar Wythmen. Ik wilde bij Wythmen oversteken en dan via het tunneltje terug naar huis, uiteindelijk twaalf a dertien kilometer. Mijn bril was beslagen en ik zag niet erg veel. Had ik toch vergeten de glazen op tijd in te smeren. Op een gegeven moment zag ik de borden van de kruising met de IJsselallee, ik was dus al voorbij aan het tunneltje. Ik besloot mijn route te verleggen richting het nieuwe fietspad. Ik keek o op mijn horloge. Ik had mijn besttijd op de 12 kilometer verbeterd. Ik rekende snel. Ik kon ook mijn besttijd op de tien mijl verbeteren als ik een rondje rondom de golfbaan maakte. Het fietspad naar Berkum lonkte en ik sloeg rechtsaf. Het rondje was een kleine vijf kilometer langer dan ik van plan was, maar ik deed het toch. Mijn besttijd op de vijftien ging er aan en ook mijn tien mijltijd ging er met een dikke drie minuten aan. Ik kon dus ook mijn halve marathontijd onder de 120 minuten brengen, rekende ik.
Rondom de golfbaan wist ik mijn tempo vast te houden en het ging me behoorlijk gemakkelijk af. Ik besloot om géén 21-er te gaan lopen, maar bij twintig te stoppen. Ik moest dan zes minuten overhouden tot de twee uur. Nog even tegen de brug op als simulatie voor de Bloedweg en dan het laatste stuk langs de Sekdoornse plas. Ook kreeg ik de laatste twee kilometer tegenwind. En dat was te merken. Het tempo zakte in drie kilometer tijd met vijftien seconden. Het kwam ook omdat het begon te regenen. Met het piepje van de twintig kilometer besloot ik te stoppen en om dit als laatste test te beschouwen voor Egmond om daar mijn gewenste tijd van onder de 120 minuten te halen.

Ik moet dus nog even een maandje geduld hebben. De komende weken nog lekker wat trainen en relaxen om op 11 januari fris en fruitig aan de start te staan. Ik heb vertrouwen gekweekt dat ik relatief gemakkelijk -wat is gemakkelijk tijdens een halve marathon?- de kilometers kan maken. En ja, op oudejaarsdag nog even een wedstrijdje in Den Ham. Altijd leuk én gezellig.

Het zaakje warm houden

Het is inmiddels eind november en het is koud, heel koud. Okay, het vriest niet maar toch met deze wind. Met vier graden en een stevige bries tegen is het toch een klus om goed gekleed voor de dag te komen. Niet te warm, maar zeker niet te koud. Eigenlijk moet je je kleden op twee omstandigheden: wind tegen en wind achter. Ik had de eerste tien kilometer de wind schuin tegen, dat wist ik al. Dus kleden op de meest koude omstandigheden. Een body, gecombineerd met een loopshirt en een wielerjack. Vooral de laatste is handig om wat te eten of te drinken mee te nemen. Ik koos ook voor de winterse tight met een onderbroek om het ‘zaakje’ een beetje warm te houden. Een jaar of twee geleden vergiste ik me in de kou en dat heb ik geweten, dus dat overkomt me zeker niet weer. Ik heb enige tijd geleden geinvesteerd in twee onderbroeken die het warm houden. Okay, het was een aanbieding: twee voor de prijs van anderhalf. Aan de andere kant loop je jezelf wel warm en als je dat niet doet dan loop je niet hard genoeg.

Ik heb nog zo’n zes weken tot de volgende halve marathon. Na de Dam tot Dam had ik geen langere afstand getraind dan twaalf kilometer. Dus besluit ik maar eens wat langer gaan lopen en kijken hoe ik er voor sta. Ik wilde in ieder geval zestien lopen en rond de tien kilometer kijken of ik wellicht nog een ommetje ging maken richting achttien of negentien kilometer. Maar toch, als je de stad uitloopt en op het platteland komt dan is de wind toch wat steviger dan je dacht. En dat dacht ik dus ook na twee kilometer. Eerst nog een stuk in de beschutting van het bos, maar daarna was het volle wind tegen. Ik begreep: het wordt dus ploeteren. Vorig jaar om dezelfde tijd liep ik een 15.5 kilometer als training en ik wilde in ieder geval een stukje sneller zijn. Het was toentertijd twee graden warmer en het waaide twee kilometer per uur minder hard. Daarbij had ik na zes kilometer gekozen om wat meer van de wind af te gaan lopen. Ik wilde vandaag tot het ‘gaatje gaan’ en tien kilometer wind schuin tegen volbrengen.

Na een kleine drie kilometer moest ik verplicht een kleine pauze inlassen. Een trekker die bezig was om wilgen te snoeien versperde weg en dat kostte me een klein minuutje voor ik door kon. Het is dan lastig om weer op snelheid te komen, maar goed het is een kwestie van accepteren. Het was overigens wel direct te merken in mijn kilometertijden die met een  kleine vijftien seconden omhoog schoten. Met de straffe wind tegen probeerde ik om mijn tempo wat omhoog te brengen. Ik heb ergens gelezen dat een bepaalde windkracht maar liefst vijftien procent extra energie kost. Verstandig genoeg had ik wat drinken meegenomen en dat kwam goed uit. Na een kleine vijf kilometer het eerste flesje, na tien de tweede en de laatste was afhankelijk van de route die ik ging lopen. En deze tijd van het jaar is de Gravenweg nog kaler dan kaal. Een keer heb ik de hele Gravenweg afgelopen. Dat is een kilometer of zes alleen maar rechtuit lopen. Ik wilde vandaag langs de Wetering lopen met als ontsnappingmogelijkheid een wegje binnendoor. Het was ook om te kijken of ik deze verleiding kon weerstaan. De wetering begint op zes kilometer en dan is het een kleine drie kilometer over een kale dijk met de wind schuin tegen. Anderzijds is het wel mooi focussen op de rij met bomen die het einde van de dijk kenmerkt. Daar is het rechtsaf richting Herxen.

Langzaam nadere het bruggetje over de wetering, de binnendoorroute. Ik weerstond deze verleiding en liep stug door. De muziek van Suits season 4 op mijn oren en verder twee kilometer lege dijk. Ik las deze week dat mensen die zich focussen betere prestaties leveren. Daarbij probeerde ik de techniek van een hoger beentempo. Dat kwam ik vandaag op facebook tegen. Ik probeer het tempo constant te houden. Ik win vijf en verlies drie seconden. En dan kan ik rechtsaf, lekker van de wind af. Ik zie een container en vis een flesje uit mijn zak, drink hem leeg en gooi hem keurig in de kliko. Ik besluit wat te doen. Zestien of achttien kilometer? Ik voel mijn benen en vind zestien genoeg en ga dus rechtsaf langs de N337, richting huis.

Ruim tien kilometer en ik merk dat ik brandstof tekort ga komen. Ik vertraag het tempo wat. Ik had toch tussen de middag geluncht, maar te weinig koolhydraten en dat breekt me op. Na dertien kilometer is de voorraad bijna helemaal op en dat is te merken in het tempo. Het schommelt teveel. Maar hoe dan ook, ik zal die zestien eruit persen. De ochtend van de halve marathon toch maar een paar pannenkoeken eten, besluit ik. Er komt een wielrenner aan. Hij kijkt geconcentreerd naar de grond en ziet mij niet. Ik spring aan de kant, hij schrikt en wijkt uit. Ik ben weer blij links te lopen zodat ik ‘het gevaar’ zie aankomen. Richting vijftien kilometer wordt het zwaarder. Nog anderhalve kilometer. Ik voel de klim van het viaduct nog in de benen. De laatste kilometer is zwaar, kijk constant op mijn horloge hoeveel meter nog is te gaan. Met iedere stap wordt het minder.

Thuis vergelijk ik de data met de Dam tot Damloop. Het verschil is vier seconden per kilometer. Het verschil in tempo was niet groot, de omstandigheden immens. In Amsterdam was het 19 graden en nauwelijks wind. En dan het verschil tussen een wedstrijdloop en een training: de adrenaline.

Gerichter gaan trainen

Wil ik beter worden? Ja! Dat vroeg ik mij deze week af tijdens het hardlopen. Maar hoe, was de volgende vraag. Ik train nu volgens een schema dat moet leiden tot een goede tijd in Egmond. Ik heb het gevoel dat ik echter te langzaam ‘moet’ lopen. Het is in ieder geval meestal een minuut langzamer dan mijn normale tempo. En dat is best lastig. Of is het dat mijn verbetering wat langzaam gaat? Ik bedacht me dit toen ik merkte dat ik na een kilometer of vijf weer ‘in slaap’ werd gesust. Ik ging zonder doel, behalve het lopen van de afstand en in een redelijke tijd, van start voor tien kilometer. Ik had enige tijd geleden al gezien dat mijn tweede vijf kilometer te lanzaam is. Dat moet zeker een minuut sneller.

Ik startte dus ietsje langzamer dan normaal om te proberen een relatief stabiele eerste vijf kilometer te lopen. Dat ging vier kilometer goed. Ik liep lekker en dit zorgde dat ik in ‘de flow’ terecht kwam. Genietend van de omgeving vergat ik het tempo en dat ging iets te snel omhoog. Na zes kilometer zag ik het op mijn horloge en rekende snel terug naar de vijf kilometertijd. Die was zeker acceptabel, dus ik besloot om te kijken of ik mijn tweede vijf net zo snel kon lopen. Ik versnelde om een negatieve split te lopen. Kilometer zeven ging zes seconden sneller, kilometer acht weer drie seconden en ook voor kilometer negen. Ik keek op mijn horloge en rekende dat ik vijf minuten en 23 seconden had. Het werden vier seconden meer.

Ik bedacht me dus dat ik anders moet gaan trainen. Meer met de gedachte om een bepaalde eindtijd te lopen in de training en mij daar ook aan gaan houden. Mijn trainingsschema is altijd al een leidraad geweest om de afstanden te lopen, maar die gaan altijd sneller. Ik moet er toch eens werk van gaan maken om het tempo van de eerste vijf kilometer door te trekken. Ik kijk even terug naar januari van dit jaar en zie dat het daar mis ging tussen zeven en twaalf kilometer. In een keer een verlies van 15 seconden met het grootste verval op 11 en 12 kilometer. Dat moet dit jaar wel anders.

Dit weekeinde kan ik testen of het mij gaat lukken om mijn gewenste tempo vast te kunnen houden. Er staat 11.3 kilometer op het schema in halve marathonpace. Ik kan er dus gelijk tegenaan. Die pace is vier seconden langzamer dan ik deze week de tien liep. Dus ik heb gelijk een goede test…

Mountainbiken

Het is even wat anders dan hardlopen, mountainbiken. Een ander woord voor rondcrossen op een 29-er weet ik niet. Deze week twee rondjes gemaakt. Eerst door de Limburgse heuvels en daarna het Westerveldsebos. En wat viel dat tegen: die heuvels van Limburg. Klimmen en klauteren en afdalen. En ondertussen ook nog een lekke band en daarom ook nog een anderhalve kilometer gerend om zo snel mogelijk de achterband vervangen te krijgen. In een afdaling voelde ik hoe mijn achterband steeds verder leegliep en moest de strijd even staken. Gelukkig was een fietsenmaker in Gulpen bereid de binnenband te vervangen. En daarna konden we weer verder richting een van de steilste klimmen die ik ooit heb gedaan. Ik kwam ook niet boven, daar niet van. Het was gewoon te steil en op een 29-er zit je wat hoger zodat je het gevoel hebt achterover te steigeren. Ruim halverwege moest ik afstappen. Het werd echt knallen de 23 kilometer Limburgse heuvels.

Vandaag stond het Westerveldsebos op het schema. Een parkoers dat ik met de mountainbike al vaker had gedaan. Nu voor het eerst op de nieuwe fiets. En wat valt het rondje tegen. Vooral omdat ik het gevoel heb dat een 29-er minder goed bestuurbaar is dan de oude mountainbike. En toch, is het leuk… heel leuk om het rondje te doen. Een kwartier zwoegen, zweten en ploeteren. Maar de fun is daar. En het is een goede onderbreking voor hardlopen.

De afgelopen week heb ik weer eens een snelheidstraining gedaan. Een minuut op topsnelheid en twee minuten uithijgen. Dat heb je wel nodig na een tempo van onder de 3.30 min/km. Al is het maar een minuutje, het zijn hele heftige minuten. Maar goed om te doen, om het lijf te leren wennen aan hogere tempo’s. Het is tenslotte nog een week of 12 tot aan Egmond. Het wordt nog even flink doortrainen om geprepareerd aan de start te verschijnen. Maar ik heb er zin in.

Kuitenbijters op de Lemelerberg

Oef, wat is het zwaar. Ruim tien kilometer Lemelerberg. Het tegenovergestelde rondje is nauwelijks lichter dan de ronde van vorige week. Waar ik dacht dat ik verlost was van de steile klimmetjes, blijken de langere klimmetjes meer dan kuitenbijters. Vanaf het restaurant op de berg gaat het eerst lekker naar beneden en zit het tempo er goed in. Ik sla rechtsaf en kom een bekende tegen. Dit stuk dalen duurt maar een kleine twee kilometer en dan gaat het omhoog en omhoog en nog eens omhoog. Een paar honderd meter na de parkeerplaats merk je aan je kuiten dat de lange weg naar de eerste top begint. Na drie kilometer denk je: wanneer ben ik er nou? Dan gaat het pad linksaf en even later rechtsaf en dan wordt het nog steiler. Als je dan op de top bent dan is er maar een ding: waar moet ik heen. Direct naar links en dan naar beneden. Het pad loopt niet gemakkelijk en er zijn veel stronken. De trap is een opluchting als je hem naar beneden mag lopen. Na vier kilometer volg ik het pad wat ik een week eerder had gemist. Een stukje bos en dan rechtaf om weer even tempo te maken. Dan weer het bos in. Het pad loopt lekker, het zand is nat van de regen en is wat harder geworden. Eindelijk een stukje om in je tempo te komen. Dan volgt weer een forse klim richting heide. Maar dan zit je al op zes kilometer. Tussen zeven en acht kilometer wordt het even heel zwaar en het tempo gaat fors omlaag. Als je dan over de heide draaft weet je dat het nog een kilometer of drie is naar het einde. Een kilometer later eindelijk de zendmast en dan is het vrij simpel. Een beetje klimmen en veel dalen naar het restaurant. En een tijd die twee minuten sneller is dan een week eerder.

Ik voel mijn kuiten branden. Ze hebben hard gewerkt vandaag. Ik vraag me af hoe je sneller kunt worden op dit lastige terrein. Misschien starten op de parkeerplaats onderaan de berg. We gaan het proberen de volgende keren. Twee keer tegen de berg op, in tegenovergestelde richting. En wellicht de komende tijd toch een keer proberen om de ronde twee keer te lopen. Alvast in voorbereiding op de halve marathon van Egmond in januari. Dat wordt dan 21 kilometer bikkelen. Maar zei Patricia: dan wordt Egmond een makkie. We zullen zien.

BLØF

Hoe ver je gaat heeft met afstand niets te maken, hoogstens met de tijd

Hoe diep je gaat heeft  met denken niets te maken, hoogstens met een wil

Nee, ik heb dit niet zelf verzonnen, maar BLØF. Het zijn voor mij wel de twee kernzaken van hardlopen. Ver en diep-gaan. Twee elementaire zaken om beter te worden. De strijd met jezelf aangaan en vooral je eigen doorzettingsvermogen. Ik heb nu week twee erop zitten in voorbereiding op de halve marathon van Egmond. Zeven weken mag ik in het weekeinde twaalf kilometer lopen. Een mooi moment om te kijken hoe ik ervoor sta. Het verschil tussen week 1 en week 2 is veertien seconden. Dit verschil zat vooral in de eindsprint die ik er deze week uit kon persen, een winst van een halve minuut op de laatste kilometer. Ik had deze week wat meer over dan de week ervoor. De stimulans bij de eerste loop was vooral twee duo’s die ik in wilde halen. Na zes kilometer kreeg ik een duo in het vizier die ik na anderhalve kilometer inhaalde en toen op ruim acht zat zag ik nog een duo. Stimulans om toch een tikje harder te lopen. Zondag moest ik het helemaal zelf doen. Ik heb niet eens een hardloper gezien. Ik koos wel een andere route omdat het oversteken van de Heinoseweg toch tijd kost. Dat had ik op de route over Laag Zuthem niet en daarbij is het heerlijk lopen over het dijkje. Nu behoort Laag Zuthem tot een van mijn favoriete plaatsen omdat ik dan ook door kan lopen naar Heino of de route door de weilanden. Ik kan aan deze kant van de stad wel een tiental routes maken variërend van vijf kilometer tot een halve marathon. De afstanden die ik loop. Maar goed, ik mag dus de komende weken mij vermaken met afstanden tussen 10 en 18 kilometer. Deze week staan 35 loopkilometers op mijn programma. Dinsdag 10 kilometer, donderdag dertien en in het weekeinde weer twaalf. In augustus heb ik 121 loopkilometers achter de rug. Nog zo’n zeshonderd te gaan tot begin januari. Dus iedere maand rond de 12 kilometer rennen. 

Helaas heb ik voor zaterdag de tien kilometer van Dalfsen afgezegd. Ik las een verhaal van mijn oud-collega Anja Bos over deze loop. Het rondje langs de Vecht maakt dat je vecht voor wat je waard bent… Vorig jaar liep ik er mijn PR. Ik had deze graag willen verbeteren. Dat moet volgend jaar maar gebeuren…

Zondag 13 januari 2013

994832_10151472140827721_93275124_n

Tweet van vandaag: vanavond maar weer even de loopschoenen aantrekken. Nog 4 maanden en 7 dagen… doel: 10.5 kilometer binnen het uur! Moet lukken, toch?
Stoute loopschoenen aan en een beproeft rondje van een kleine 7 kilometer. Natuurlijk te enthousiast van start in tempo 5.22. Tussen 2 en 4 zwaar, daarna weer beter. Mooi in de avondschemering, een haasje huppelt vooruit en een reiger staat te vissen. Het is mooi in de Sekdoornse polder.

Dit schreef ik een klein jaar geleden. Toen was het september 2012, nu juli 2013 en veel loopervaring rijker, inmiddels. Die tien en een half (kwart marathon) op het strand van Egmond lukte dus niet in het uur. Had me in ieder geval verrekend in de tijd die ik nodig had om van het strand af te komen. Ruim zes minuten stilgestaan. Dus was een tijd van 1.04 realistisch geweest, als ik had doorgelopen. Nou had ik al een 1.03 staan uit een grijs verleden (de tien van Berkum).
Voor de loop in Egmond ‘trainde’ ik nog bij de vijf kilometer van Den Ham. Het werd iets van 5340 meter, maar vijf kilometer in nipt een half uur. Kapot na drie kilometer. Veel te hard van start in de eerste anderhalve kilometer. 5.08 op de eerste kilometer. Daarbij was ik niet geheel fit. Beetje verkouden. Maar goed, de leerschool is nooit goedkoop. Maar goed, op 13 januari met veel bravoure gezegd dat ik half januari 2014 de halve van Egmond ging doen. Nog een jaar trainen. Dan moet 21 kilometer hardlopen wel lukken. Overmoedig besloot ik uiteindelijk ook te gaan voor de halve marathon van Zwolle. Aan het eind van mijn vakantie. Dik vier maand trainen moest voldoende zijn. Focussen op een loop.

Dus vol in training, kilometers maken. Kortere doordeweekse trainingen afwisselen met het lange duurwerk op zaterdag of zondag. Een paar keer 21 kilometer proberen te lopen. En raad eens: het werkt. Hoewel het niet gemakkelijk is, is 21 kilometer te doen, vond ik en vind ik nu nog. De halve van Zwolle liep echt heel goed. Maatje Moira had er meer problemen mee. Bijna moeiteloos liep ik de 21 kilometer en kwam fris en fruitig, samen met Moira, over de finish. De tijd op mijn horloge was acceptabel. Volgens mijn horloge liep ik 21.51 kilometer in 2.07.49. Dat ik volgens de tijdwaarneming van de organisatie iets hoger uitkwam… Ik wilde tussen de 2.05 en 2.10 lopen en dat lukte. De volgende loop is weer een training, de tien kilometer van Berkum (Salverdaloop) ergens in augustus. Een verbetering van mijn oude tijd moet er in zitten. Daarna de halve marathon van Dalfsen. Vooral omdat het parkoers me zo leuk lijkt. En ja, na de halve van Zwolle zat ik in een dipje. Immers, het duurt nog een half jaar tot Egmond. Maar.. Egmond, here I come.

Als ik naar mijn statistieken in Endomondo kijk dan heb het dit jaar al 565 kilometer gelopen, tegenover 241 kilometer in 2012. Vanmiddag of vanavond weer even de loopschoenen aan. We gaan weer acht weken fanatiek in training, want de tijd van Zwolle is voor verbetering vatbaar. De 10 onder het uur en de 21 rond de twee uur. Ik kijk er naar uit hoeveel loopmaatjes ik vandaag weer tegenkom.