Alvast vooruit kijken

De feestdagen van december naderen. Weemoedigheid viert hoogtij. Al weer een jaar voorbij, dus. Maar er staat ook weer een nieuw jaar voor de deur en dat betekent plannen maken. Ik duik in de jaaragenda van de loopjes in 2015. Welke kruis ik aan in mijn agenda omdat ze domweg leuk, uitdagend of ‘to run’ zijn. Nu heb ik de indruk dat Zwolle een echte loopstad is geworden met de vele lopen. Onderhand heeft ongeveer ieder stadsdeel zijn eigen run. Zwolle-Zuid, Stadshagen, Berkum, Assendorp, Aalanden en natuurlijk het centrum met de halve marathon. In het afgelopen jaar heb ik ze allemaal ‘gemist’. Zwolle-zuid te laat met inschrijven, de halve marathon op vakantie en ook voor Berkum was ik te laat omdat het inschrijven in mijn vakantie moest gebeuren. Daarbij komt dat de populaire lopen al in no-time vol zitten. Het voordeel is wel dat daarna volop startbewijzen te koop zijn, al dan niet malefide. Volgens mij moet je behoorlijk opletten of alle te koop aangeboden startbewijzen wel koosjer zijn. Gelukkig is er de sites zoals http://www.startbewijshulp.nl en http://www.runner.meetingpoint.nl. Ik zou zelf niet zo snel via Marktplaats een startbewijs kopen.
Maar goed plannen voor volgend jaar. Met potlood de midwintermarathon van Apeldoorn en de Dam tot Dam. Midwintermarathon is drie weken na Egmond en is wellicht [nog] te vroeg. En D2D is pas in het najaar. Ik heb in ieder geval twee beloftes lopen. Dalfsen [moest ik dit jaar afzeggen, maar is te leuk om niet mee te doen] en de loop van Lauwersoog naar Ulrum [21.1 km]. Het is de 25e editie, eind juli. Dan ben ik als het goed is terug van het beklimmen van de Stelvio, Gavia en Mortirolo en kan ik fris en fruitig aan de start staan. Ik heb al onderdak geregeld, dicht in de buurt nog wel. In juni wil ik toch wel weer aan de halve marathon van Zwolle meedoen. Er is in ieder geval genoeg te doen als ik op inschrijven.nl kijk. Er staan inmiddels al bijna 300 evenementen op.
Ik hoop alleen dat de kosten van startbewijzen een beetje binnen de perken blijven.

Het zaakje warm houden

Het is inmiddels eind november en het is koud, heel koud. Okay, het vriest niet maar toch met deze wind. Met vier graden en een stevige bries tegen is het toch een klus om goed gekleed voor de dag te komen. Niet te warm, maar zeker niet te koud. Eigenlijk moet je je kleden op twee omstandigheden: wind tegen en wind achter. Ik had de eerste tien kilometer de wind schuin tegen, dat wist ik al. Dus kleden op de meest koude omstandigheden. Een body, gecombineerd met een loopshirt en een wielerjack. Vooral de laatste is handig om wat te eten of te drinken mee te nemen. Ik koos ook voor de winterse tight met een onderbroek om het ‘zaakje’ een beetje warm te houden. Een jaar of twee geleden vergiste ik me in de kou en dat heb ik geweten, dus dat overkomt me zeker niet weer. Ik heb enige tijd geleden geinvesteerd in twee onderbroeken die het warm houden. Okay, het was een aanbieding: twee voor de prijs van anderhalf. Aan de andere kant loop je jezelf wel warm en als je dat niet doet dan loop je niet hard genoeg.

Ik heb nog zo’n zes weken tot de volgende halve marathon. Na de Dam tot Dam had ik geen langere afstand getraind dan twaalf kilometer. Dus besluit ik maar eens wat langer gaan lopen en kijken hoe ik er voor sta. Ik wilde in ieder geval zestien lopen en rond de tien kilometer kijken of ik wellicht nog een ommetje ging maken richting achttien of negentien kilometer. Maar toch, als je de stad uitloopt en op het platteland komt dan is de wind toch wat steviger dan je dacht. En dat dacht ik dus ook na twee kilometer. Eerst nog een stuk in de beschutting van het bos, maar daarna was het volle wind tegen. Ik begreep: het wordt dus ploeteren. Vorig jaar om dezelfde tijd liep ik een 15.5 kilometer als training en ik wilde in ieder geval een stukje sneller zijn. Het was toentertijd twee graden warmer en het waaide twee kilometer per uur minder hard. Daarbij had ik na zes kilometer gekozen om wat meer van de wind af te gaan lopen. Ik wilde vandaag tot het ‘gaatje gaan’ en tien kilometer wind schuin tegen volbrengen.

Na een kleine drie kilometer moest ik verplicht een kleine pauze inlassen. Een trekker die bezig was om wilgen te snoeien versperde weg en dat kostte me een klein minuutje voor ik door kon. Het is dan lastig om weer op snelheid te komen, maar goed het is een kwestie van accepteren. Het was overigens wel direct te merken in mijn kilometertijden die met een  kleine vijftien seconden omhoog schoten. Met de straffe wind tegen probeerde ik om mijn tempo wat omhoog te brengen. Ik heb ergens gelezen dat een bepaalde windkracht maar liefst vijftien procent extra energie kost. Verstandig genoeg had ik wat drinken meegenomen en dat kwam goed uit. Na een kleine vijf kilometer het eerste flesje, na tien de tweede en de laatste was afhankelijk van de route die ik ging lopen. En deze tijd van het jaar is de Gravenweg nog kaler dan kaal. Een keer heb ik de hele Gravenweg afgelopen. Dat is een kilometer of zes alleen maar rechtuit lopen. Ik wilde vandaag langs de Wetering lopen met als ontsnappingmogelijkheid een wegje binnendoor. Het was ook om te kijken of ik deze verleiding kon weerstaan. De wetering begint op zes kilometer en dan is het een kleine drie kilometer over een kale dijk met de wind schuin tegen. Anderzijds is het wel mooi focussen op de rij met bomen die het einde van de dijk kenmerkt. Daar is het rechtsaf richting Herxen.

Langzaam nadere het bruggetje over de wetering, de binnendoorroute. Ik weerstond deze verleiding en liep stug door. De muziek van Suits season 4 op mijn oren en verder twee kilometer lege dijk. Ik las deze week dat mensen die zich focussen betere prestaties leveren. Daarbij probeerde ik de techniek van een hoger beentempo. Dat kwam ik vandaag op facebook tegen. Ik probeer het tempo constant te houden. Ik win vijf en verlies drie seconden. En dan kan ik rechtsaf, lekker van de wind af. Ik zie een container en vis een flesje uit mijn zak, drink hem leeg en gooi hem keurig in de kliko. Ik besluit wat te doen. Zestien of achttien kilometer? Ik voel mijn benen en vind zestien genoeg en ga dus rechtsaf langs de N337, richting huis.

Ruim tien kilometer en ik merk dat ik brandstof tekort ga komen. Ik vertraag het tempo wat. Ik had toch tussen de middag geluncht, maar te weinig koolhydraten en dat breekt me op. Na dertien kilometer is de voorraad bijna helemaal op en dat is te merken in het tempo. Het schommelt teveel. Maar hoe dan ook, ik zal die zestien eruit persen. De ochtend van de halve marathon toch maar een paar pannenkoeken eten, besluit ik. Er komt een wielrenner aan. Hij kijkt geconcentreerd naar de grond en ziet mij niet. Ik spring aan de kant, hij schrikt en wijkt uit. Ik ben weer blij links te lopen zodat ik ‘het gevaar’ zie aankomen. Richting vijftien kilometer wordt het zwaarder. Nog anderhalve kilometer. Ik voel de klim van het viaduct nog in de benen. De laatste kilometer is zwaar, kijk constant op mijn horloge hoeveel meter nog is te gaan. Met iedere stap wordt het minder.

Thuis vergelijk ik de data met de Dam tot Damloop. Het verschil is vier seconden per kilometer. Het verschil in tempo was niet groot, de omstandigheden immens. In Amsterdam was het 19 graden en nauwelijks wind. En dan het verschil tussen een wedstrijdloop en een training: de adrenaline.